accommodatievermogen
Nederlands
Woordafbreking
- ac·com·mo·da·tie·ver·mo·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van accommodatie zn en vermogen zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | accommodatievermogen | accommodatievermogens |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
accommodatievermogen o [1]
- (fysiologie) het vermogen om op een kleine afstand nog scherp te kunnen zien
- De presbyopie, het verlies van accomodatievermogen door stugger worden van de lens, die alle oudere personen zonder uitzondering treft, mag men als fysiologisch verschijnsel niet tot de kwalen rekenen.”[2]
- aanpassingsvermogen in het algemeen
Vertalingen
1. het vermogen om op een kleine afstand nog scherp te kunnen zien
Gangbaarheid
- Het woord accommodatievermogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.