accelereren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·ce·le·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘versnellen’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • afgeleid van het Franse accélérer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
accelereren
accelereerde
geaccelereerd
zwak -d volledig

Werkwoord

accelereren [4]

  1. overgankelijk versnellen
  2. inergatief optrekken
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord accelereren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.