acallar

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
acallar
acallaba
acallado
volledig

Werkwoord

acallar

Woordafbreking
  • a·ca·llar
  • overgankelijk
  1. doen zwijgen, het zwijgen opleggen, de mond snoeren, doen verstommen
  2. kalmeren, sussen, tot bedaren brengen
  3. verlichten, verzachten (van pijn)
  4. stillen (v. honger)
  5. lessen (v. dorst)
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.