abri

Een abri.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  abri    (hulp, bestand)
  • IPA: /abri/
Woordafbreking
  • abri
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wachthuisje’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord abri abri's
verkleinwoord abrietje abrietjes

Zelfstandig naamwoord

abri m

  1. (verkeer) een wachthuisje bij een halte van het openbaar vervoer
    • Hij schuilde in een abri tegen de motregen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord abri staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
47 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.