abonneren
Nederlands
Woordafbreking
- abon·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘intekenen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse abonner (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
abonneren |
abonneerde |
geabonneerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
abonneren
- wederkerend zich ~ op een abonnement aangaan
- Hij heeft zich op de Volkskrant geabonneerd.
Vaste voorzetsels
- abonneren op
Vertalingen
1. een abonnement aangaan
Gangbaarheid
- Het woord abonneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'abonneren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.