abject

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·ject
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen abjectabjecterabjectst
verbogen abjecteabjectereabjectste
partitief abjectsabjecters-
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verachtelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]

Bijvoeglijk naamwoord

abject

  1. volstrekt verachtelijk
    • Hij maakte een abjecte toevoeging aan de discussie. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord abject staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
44 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  abject (VK)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈæbdʒɛkt/, /ˈæbdʒɪkt/
stellend vergrotend overtreffend
abjectmore abjectmost abject

Bijvoeglijk naamwoord

abject

  1. abject
enkelvoud meervoud
abject abjects

Zelfstandig naamwoord

abject

  1. een hopeloos persoon, iemand in slechte staat[1]
  1. «But he's an abject, a repulsive traitor.»
    Maar hij is een hopeloze, een afstotelijke verrader.[2]
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

  1. Johnson, Samuel; bewerkt door John Walker (1835). Johnson's English Dictionary, p. 56. Uitg.: N. Hale. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.
  2. Silone, Ignazio (2004). Ed egli si nascose. Dramma in quattro atti. Vert.: And He Hid Himself: A Play in Four Acts, p. 69. Uitg.: Kessinger Publishing, ISBN 9781417984657.

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  abject    (hulp, bestand)
  • IPA: /abʒɛkt/
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   abject abjects
  vrouwelijk   abjecte abjectes

Bijvoeglijk naamwoord

abject

  1. abject
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.