aber

Niet te verwarren met: Aber

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • a·ber
Naar frequentie 4930

Zelfstandig naamwoord

aber

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van abe


Duits

Uitspraak
  • Geluid:  aber    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaːbɐ/
Woordafbreking
  • aber
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Indo-Germaans
Naar frequentie 26

Bijwoord

aber

  1. maar
Afgeleide begrippen
  • Aberglaube
  • abergläubisch
  • abermals
  • aberwitzig

Voegwoord

aber

  1. maar
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Klein, aber oho!
Klein, maar dapper!
  • Unglaublich, aber wahr!
Ongelofelijk, maar waar!
  • zwar, aber
weliswaar, maar
enkelvoud meervoud
nominatief das Aberdie Aber
die Abers
genitief des Aber
des Abers
der Aber
der Abers
datief dem Aberden Abern
den Abers
accusatief das Aberdie Aber
die Abers

Zelfstandig naamwoord

aber, o

  1. het maar
Synoniemen
Hyperoniemen
  • Einwand
  • Bedenken
Uitdrukkingen en gezegden
  • ohne Wenn und Aber
zonder 'als' en 'maar'
  • viele Wenn und Aber vorbringen
veel 'als' en 'maar' ter spraake brengen


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈɑbəɾ /
Woordafbreking
  • a·ber
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Duitse voegwoord aber
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   aber     aberet     aber
abere  
  abera
aberne  
genitief   abers     aberets     abers
aberes  
  aberas
abernes  

Zelfstandig naamwoord

aber, o

  1. het maar
  1. «Forurensningen er et stort aber ved fabrikkvirksomheten langs elva.»
    Vervuilingen zijn een groot maar bij fabrieksactiviteiten langs de rivier.
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Det er et aber ved det.
Het is een maar erbij.

Zelfstandig naamwoord

aber

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van aber


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈɑbəɾ /
Woordafbreking
  • aber
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Duitse voegwoord aber
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   aber     aberet     aber     abera  

Zelfstandig naamwoord

aber, o

  1. het maar
  1. «Forurensningen er et stort aber ved fabrikkvirksomheten langs elva.»
    Vervuilingen zijn een groot maar bij fabrieksactiviteiten langs de rivier.
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

aber

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van aber
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.