aanvatten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvatten    (hulp, bestand)
  • IPA: /'aɱˌvɑtə(n)/
Woordafbreking
  • aan·vat·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvatten
vatte aan
aangevat
zwak -t volledig

Werkwoord

aanvatten

  1. aanpakken.
  2. ondernemen.

Werkwoord

vervoeging van
aanvatten

aanvatten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanvatten
    • ...dat wij aanvatten. 
    • ...dat jullie aanvatten. 
    • ...dat zij aanvatten. 

Gangbaarheid

  • Het woord aanvatten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.