aanstichter
Nederlands
Woordafbreking
- aan·stich·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanstichten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanstichter | aanstichters |
verkleinwoord | aanstichtertje | aanstichtertjes |
Zelfstandig naamwoord
aanstichter m
- Iemand die iets kwaads veroorzaakt
- Hij is de aanstichter van de ruzie.
Vertalingen
1.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord aanstichter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanstichter' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.