aanmatigen
Nederlands
Woordafbreking
- aan·ma·ti·gen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘,(zich) wederrechtelijk aanspraak maken op’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1658 [1]
- samenstelling van aan vz en matigen ww [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanmatigen |
matigde aan |
aangematigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aanmatigen
- wederkerend op een vaak pedante manier op onpassende of wederrechtelijke wijze aanspraak maken op iets
- De superioriteit die ze zich aanmatigen is volkomen misplaatst.
Gangbaarheid
- Het woord aanmatigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanmatigen' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.