aanlopen
Nederlands
Woordafbreking
- aan·lo·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en lopen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanlopen |
liep aan |
aangelopen |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
aanlopen
- ergatief duren
- Het was al tegen sluitenstijd aangelopen.
- ergatief in botsing komen met een staand voorwerp
- Hij liep tegen de punt van de tafel aan en bezeerde zich danig.
- ergatief komen ~: ongewild ergens arriveren
- Deze poes is hier vorige maand aan komen lopen.
- ergatief van een motor e.d.: enigszins verkeerd lopen waardoor grote wrijving of blokkering veroorzaakt wordt
- Zo te horen loopt er iets aan!
- ergatief rood/blauw ~ een bepaalde kleur krijgen van opwinding of koude
- Na de akelige opmerking liep hij helemaal rood aan.
- ergatief ~ bij terloops bezoeken
- We zijn even bij haar aangelopen.
- overgankelijk varend bezoeken
- Beide havensteden werden aangelopen tijdens de rondvaart.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord aanlopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanlopen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.