aangetrouwd
Nederlands
Woordafbreking
- aan·ge·trouwd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan en getrouwd
stellend | |
---|---|
onverbogen | aangetrouwd |
verbogen | aangetrouwde |
partitief | aangetrouwds |
Bijvoeglijk naamwoord
aangetrouwd
- (familie) aangehuwd; door het huwen lid worden van een familie
- De aangetrouwde familieleden worden ook wel de koude tak genoemd.
- De man van mijn zus is een aangetrouwd familielid en wordt wel zwager genoemd.
Gangbaarheid
- Het woord aangetrouwd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aangetrouwd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.