Sint-Maarten
Nederlands
Woordafbreking
- Sint-Maar·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sint en Maarten
demoniem | |
---|---|
inwoner | Sint-Maartenaar |
vrouwelijke inwoner | Sint-Maartense |
bijvoeglijk | Sint-Maartens |
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Sint-Maarten | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Sint-Maarten
- m heilige, gestorven 8 november 397, die gezien wordt als degene die Gallië het christendom gebracht heeft
- Sint-Maarten was van geboorte een Romein.
- feestdag, 11 november, gewijd aan [1]
- o (toponiem: eiland) Caribisch eiland boven de wind, vernoemd naar [1] (zie Sint Maarten)
- Sint-Maarten is voor een deel Frans, voor een deel Nederlands.
- o (toponiem: land) autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden op het zuidelijk deel van [3]
Afgeleide begrippen
- Sint-Maartenaar, Sint-Maartens, Sint-Maartense, sint-maartensgans, sint-maartensvogel
Vertalingen
- zie ook Sint Maarten
3. Caribisch eiland
|
Gangbaarheid
- Het woord 'Sint-Maarten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.