Ruhetag

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Ruhetag    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈʀuːəˌtaːk /
Woordafbreking
  • Ru·he·tag
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Ruhe en Tag
enkelvoud meervoud
nominatief der Ruhetagdie Ruhetage
genitief des Ruhetages
des Ruhetags
der Ruhetage
datief dem Ruhetag
dem Ruhetage
den Ruhetagen
accusatief den Ruhetagdie Ruhetage

Zelfstandig naamwoord

Ruhetag, m

  1. rustdag (dag van de week waarop je niet werkt)
  1. «Im Christentum is Sonntag der wöchentliche Ruhetag
    In het christendom is zondag de wekelijkse rustdag.
  2. een weekdag waarop een bepaald bedrijf (vooral restaurants, museums, kappers) heeft regelmatig gesloten)
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.