Ameisenbär

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈaːmaɪ̯zn̩bɛːɐ̯/, (duidelijk uitgesproken) /ˈaːmaɪ̯zənbɛːɐ̯/
Woordafbreking
  • Amei·sen·bär
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

Ameisenbär m

  1. miereneter
  1. «Ameisenbären brechen mit ihren Krallen Ameisen- oder Termitenhügel auf, um diese Tiere mit ihrer langen, eingespeichelten Zunge aufzulecken.»
    Miereneters breken met hun klauwen mieren- of termietennesten open om deze dieren met hun lange, plakkerige tong op te likken.
Verbuiging
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • [1] Großer Ameisenbär, Tamanduas, Zwergameisenbär
Afgeleide begrippen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.