Arrest Zwiepende tak
Het arrest Werink/Hudepohl (HR 09-12-1994, NJ 1996, 403)[1], beter bekend als Zwiepende tak, is een arrest van de Nederlandse Hoge Raad dat betrekking heeft op aansprakelijkheid voor letselschade uit onrechtmatige daad.
Zwiepende tak
| ||
Datum | 9 december 1994 | |
Partijen | Werink / Hudepohl | |
Instantie | Hoge Raad | |
Rechters | Royer, Korthals Altes, Heemskerk, Nieuwenhuis, Swens-Donner | |
Adv.-gen. | De Vries Lentsch-Kostense | |
Soort zaak | civiel | |
Procedure | cassatie | |
Wetgeving | 1401 BW (oud) | |
Nieuw BW | 6:162 BW | |
Onderwerp | onrechtmatige daad, letselschade | |
Vindplaats | NJ 1996, 403 (noot CJHB) | |
ECLI | ECLI:NL:HR:1994:ZC1576 |
Casus
In september 1989 maken vier jongens/vrienden samen een boswandeling in de omgeving van Slagharen. Werink –17 jaar oud– gaf achteloos een schop tegen een tak die daarop terugzwiepte en Hudepohl, die achter hem liep, in het rechteroog trof. Door het oogletsel moet Hudepohl uiteindelijk een oog missen. (De verzekeraar van Werink wil de aansprakelijkheid niet erkennen.)
Procesgang
Hudepohl vordert schadevergoeding, op te maken bij staat, wegens onrechtmatige daad (1401 BW). Werink is niet verschenen. De vordering is bij verstekvonnis toegewezen, waartegen Werink in verzet is gekomen. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en de vordering afgewezen. Dit vonnis is in hoger beroep door het hof vernietigd; de vordering is toegewezen. Het arrest van het hof is in cassatie vernietigd en het (laatste) vonnis van de rechtbank is bekrachtigd. De vordering van Hudepohl is dus afgewezen.
Het gedrag dat letselschade heeft veroorzaakt is in drie instanties getoetst aan de zorgvuldigheidsnorm. Rechtbank, hof en Hoge Raad achten het gedrag resp. niet, wél en niet maatschappelijk onzorgvuldig.
Hoge Raad
[Het hof heeft miskend] dat niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval, als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar, dat gedrag onrechtmatig doet zijn, maar dat zodanig gevaarscheppend gedrag slechts onrechtmatig is indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel door een ander) als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. [r.o. 3.6 en 3.4] |
Dus de kans dat een ongeval kan ontstaan bepaalt (mede) of iemand zich moet onthouden van een bepaald gedrag. In casu is onvoldoende bekend over de feitelijke toedracht van het ongeval, zodat de rechter niet kan vaststellen of een zorgvuldigheidsnorm is geschonden. Werink is niet aansprakelijk.
De Hoge Raad overwoog:
3.4 |
Tot besluit
- Dit arrest past in een reeks van arresten, waarin gedrag dat letselschade veroorzaakt heeft, niet onrechtmatig is geoordeeld, omdat het gedrag niet maatschappelijk onzorgvuldig werd geacht. De kernoverweging (r.o. 3.6 + 3.4) is een formulering die in dit arrest is geïntroduceerd en in latere arresten terugkomt, bijvoorbeeld in het Verhuizende zussen-arrest.
- In het Verhuizende zussen-arrest is de feitelijke toedracht wél tot in detail bekend, overigens met hetzelfde resultaat: niet maatschappelijk onzorgvuldig dus niet aansprakelijk.
Zie ook
- (1965) Kelderluik-arrest (criteria)
- (2000) Verhuizende zussen (ongelukkige samenloop van omstandigheden)
Bronnen, noten en/of referenties |