Wilhelm Harster

Wilhelm Harster (Kelheim, 21 juli 1904München, 25 december 1991) was een nationaalsocialistisch jurist en politieofficier, in Nederland tussen juli 1940 en augustus 1943 Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD (BdS) en daarmee de tweede man bij het uitvoeren van de nazi-terreur in Nederland na generaal Rauter.

Wilhelm Harster
Harster, Karl Maria Demelhuber, Erich Deppner & Hanns Rauter
Geboren21 juli 1904
Kelheim, Beieren, Duitse Keizerrijk
Overleden25 december 1991
München, Beieren, Duitsland
ReligieEvangelisch tot 1938, verklaarde zich later Gottgläubig[1]
Land/zijde Weimarrepubliek
 Duitsland
Onderdeel Reichswehr
Schutzstaffel
Dienstjaren1920 - 1926
1933 - 1945
Rang
SS-Gruppenführer en Generalleutnant in de politie
BevelBefehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in:
  • Nederland
    (19 juli 1940 -
    29 augustus 1943)
  • Italië
    (29 augustus 1943 -
    10 mei 1945)
Slagen/oorlogenTweede Wereldoorlog
OnderscheidingenZie decoraties
Portaal    Tweede Wereldoorlog

In deze periode werden onder zijn toezicht tienduizenden Nederlandse Joden gedeporteerd.[2] Ook droeg Harster de verantwoording voor onder andere het Kamp Amersfoort en dus ook voor de vele daar begane misdaden.

Achtergrond

Wilhelm Harster, zoon van een jurist en politieambtenaar, bezocht het gymnasium in München en werd op 16-jarige leeftijd lid van een paramilitaire organisatie (Freikorps). Vervolgens studeerde hij rechten aan de universiteit van München, waar hij in 1927 promoveerde. In 1929 trad Harster in dienst van de politie in Stuttgart, maar al snel stapte hij over naar de politieke politie en vervolgens naar de opvolger daarvan, de Gestapo. Als Gestapo-chef was hij in Innsbruck betrokken bij de organisatie van de pogrom van november 1938 (Kristallnacht).[3] In 1933 was Harster intussen lid van de NSDAP en van de SS geworden.

Rol tijdens de oorlog

Na de Duitse inval in Nederland kwam Harster naar Den Haag en werd onder Rauter Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in Nederland. Direct onder Harsters bevel ressorteerde de Nederlandse tak van de RSHA-afdeling IVB4, belast met de vervolging van de Joden; de SD-chef had namelijk binnen zijn bureau een speciale afdeling "J" opgericht "ter bestrijding van het Jodendom in zijn totaliteit".[4] Tot deze afdeling (vanaf maart 1942 geleid door Wilhelm Zöpf) behoorde ook Franz Fischer, een van de 'Vier van Breda'. Begin mei 1943 richtte Harster een schrijven aan onder anderen de Duitse commandanten van de concentratiekampen op Nederlands grondgebied, waarin hij verslag deed van gesprekken met vertegenwoordigers van het RSHA in Berlijn en van recente instructies van Rauter, onder de kop "Endlösung der Judenfrage in den Niederlanden", de term waarmee in deze periode de uitroeiing van de Joden werd aangeduid.[5]

Harster bestreed ook het verzet. In 1941 gaf hij toestemming voor 'verscherpt verhoor', dat wil zeggen het martelen van communistische gevangenen. De toestemming werd verleend na overleg met Heinrich Müller, hoofd van de Gestapo-afdeling in het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) in Berlijn. Voor andere gevangenen was het in eerste instantie formeel niet toegestaan, alhoewel dat soms toch gebeurde, maar in 1942 werd de verschärfte Vernehmung ook toegestaan voor andere groeperingen. Vanuit zijn kantoor moet hij soms het geschreeuw van de gemartelden hebben kunnen horen.

Eind augustus 1943 werd Harster overgeplaatst naar Italië, waar hij van september 1943 tot mei 1945 dezelfde functie uitoefende als in Nederland. Hier had hij onder anderen omgang met de brutale massamoordenaar Christian Wirth,[6] nog kortelings inspecteur van de vernietigingskampen, en in Italië belast met de vernietiging van 'partisanen' (en daarmee ook weer van Joden).

Berechting

Advocaat-fiscaal F.J.G. baron Van Voorst tot Voorst eiste in 1949 in de rechtszaak tegen Harster een gevangenisstraf van 15 jaar met aftrek van voorarrest. Harsters advocaat vroeg om vrijspraak.[7] Uiteindelijk kreeg hij een relatief milde straf van 12 jaar cel voor zijn oorlogsmisdaden, waarbij zijn hoedanigheid van beschaafd-optredende bureaumoordenaar in zijn voordeel zal hebben gewerkt.[8] In 1953 werd hij vrijgelaten en vertrok hij naar Duitsland. Hij werkte hierna voor het Beierse ministerie van Binnenlandse Zaken, werd in 1956 Regierungsrat en in 1958 bevorderd tot Oberregierungsrat. Onder druk van een inmiddels op gang gekomen gerechtelijk vooronderzoek ging Harster in 1963 met vervroegd pensioen.

In 1967 werd door de Duitse justitie een nieuw proces tegen Harster aangespannen, waarin hij medeverantwoordelijk werd gesteld voor de moord op 83.000 Nederlandse Joden. Harster gaf al voor de aanvang van het proces toe - zeer wel mogelijk uit tactische overwegingen - dat hij toen de deportaties begonnen zich ervan bewust was dat de slachtoffers "over het geheel genomen de dood tegemoet gingen".[9] Hij werd door het hof in München veroordeeld tot 15 jaar cel, maar werd in 1969 alweer vrijgelaten, vanwege het berouw dat hij had getoond tijdens zijn proces. Wel werd hem, vanwege deze veroordeling voor een zwaar misdrijf, zijn doctorstitel door de universiteit van München officieel ontnomen.

Militaire loopbaan

Registratienummers

Decoraties

Bibliografie

  • Theo Gerritse, De ploert Hanns Albin Rauter en de correcte ambtenaar Wilhelm Harster. De opmerkelijke rechtspleging tegen twee SS-kopstukken. Soesterberg: Aspekt, 2006; 70 p.
  • Pim Griffioen, Ron Zeller, Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en België, 1940-1945: overeenkomsten, verschillen, oorzaken. Amsterdam: Boom, 2011, p. 226-227, 767 noten 260-265.
  • L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4: Mei 1940-maart 1941. Wetenschappelijke uitgave, Den Haag: Martinus Nijhoff, 1972, p. 291-293. Deel 12: Epiloog. Wetenschappelijke uitgave, Leiden: Martinus Nijhoff, 1988, p. 645-646 noot 1.
  • Robert M. W. Kempner, Twee uit honderdduizend: Anne Frank en Edith Stein. Onthullingen over de nazimisdaden in Nederland voor het gerechtshof te München. Bilthoven: Uitgeverij H. Nelissen, 1969, p. 39-41.
  • J. Presser, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945. Den Haag: Staatsuitgeverij/Martinus Nijhoff, 1965; 2 delen. Deel 1, p. 299-301, 323-324, 357-358; deel 2, p. 160-162.
  • Christian Ritz, Schreibtischtäter vor Gericht. Das Verfahren vor dem Münchner Landgericht wegen der Deportation der niederländischen Juden (1959-1967). Paderborn: Ferdinand Schöningh, 2012; 257 p.
  • C.F. Rüter, D.W. de Mildt (Herausgeber), unter Mitwirkung von L. Hekelaar Gombert, Justiz und NS-Verbrechen. Sammlung deutscher Strafurteile wegen Nationalsozialistischer Tötungsverbrechen 1945-1999. 32 Bände, Amsterdam/München: Amsterdam University Press/F.G. Saur Verlag, 1968-2004. Band 25 (2001), p. 397-651 (de casus 12 Ks 1/66, geanonimiseerd). Zie ook: www.jur.uva.nl/junsv
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.