Walter Krüger (SS-generaal)
Walter Krüger (Straatsburg, 27 februari 1890 - Sulęcin, 2 mei 1945) was een Duitse SS-Obergruppenführer en generaal bij de Waffen-SS.
Hermann Höfle
| ||
Krüger (links) met Generaloberst Erich Hoepner in oktober 1941 aan het Oostfront. | ||
Geboren | 27 februari 1890 Straatsburg, Duitse Keizerrijk | |
Overleden | 22 mei 1945 Sulęcin, Pruisen (hedendaags Polen) | |
Rustplaats | Krijgsgevangenkamp Sulecin, Sulęcin, Pruisen (hedendaags Polen) | |
Land/zijde | Flensburgregering | |
Onderdeel | ||
Dienstjaren | 1906 - 1920 (Deutsches Heer) 1935 - 1945 | |
Rang | SS-Obergruppenführer en Generaal bij de Waffen-SS | |
Eenheid | 2. Badisches Grenadier-Regiment „Kaiser Wilhelm I.“ Nr. 110 Duitse Alpenkorps | |
Bevel | 4. SS-Polizei-Panzergrenadier-Division (8 augustus 1941- 15 december 1941) 2. SS-Panzer-Division Das Reich (29 maart 1943- 23 oktober 1943) Bevelhebber van de Waffen-SS Ostland (15 maart 1944 - 25 juli 1944) Letse Legioen (25 juli 1944 - 22 mei 1945) | |
Slagen/oorlogen | Eerste Wereldoorlog
| |
Onderscheidingen | zie onderscheidingen |
Leven
Walter was de zoon van een Pruisische Oberst en commandant van het Infanterie-Regiment „Prinz Louis Ferdinand von Preußen“ (2. Magdeburgisches) Nr. 27 Alfred Krüger (overleden 6 augustus 1914, Lüttich) en zijn echtgenote Helene (geboren Glünder, overleden 1930). Zijn jongere broer Friedrich-Wilhelm Krüger werd later ook SS-Obergruppenführer en General der Waffen-SS.
Hij doorliep de cadettenschool in Karlsruhe en in Berlijn-Lichterfelde, en werd op 19 maart 1908 tot Leutnant bevorderd (effectief vanaf 19 juni 1908). Hij werd geplaatst bij het 2. Badisches Grenadier-Regiment „Kaiser Wilhelm I.“ Nr. 110.
In de Eerste Wereldoorlog diende hij onder andere in het Alpenkorps. Hij werd op 18 augustus 1915 tot Hauptmann bevorderd en voerde aan het einde van de oorlog het bevel over een bataljon. Na de oorlog sloot hij zich aan bij het Westfaals vrijkorps Pfeffer en vocht in het Balticum en het Roergebied. Krüger werd opgenomen in de voorloper van de Reichswehr en werd chef van een MG-compagnie in het IIIe bataljon in het Reichswehr-Schützen-Regiment 13 in Paderborn. Op eigen verzoek verliet hij de actieve dienst in december 1920.
Vanaf de zomer van 1921, werkte Krüger als een bankbediende bij een bank Vogler in Halberstadt en werkte aansluitend tot 1925 als bankemployé bij de Reichsbankstelle Halberstadt.
In 1935 trad Krüger toe tot de SS-Verfügungstruppe en kreeg het commando 2. Bataillon der SS-Standarte „Germania“ toevertrouwd. Later kreeg hij onderwijs aan de SS-Junkerschule Bad Tölz. Als Erster Generalstabsoffizier (Ia) van de 4. SS-Polizei-Panzergrenadier-Division nam hij deel aan de slag om Frankrijk. Hij keerde in augustus/september 1940 terug naar de SS-Junkerschule Bad Tölz, van waar hij wederom in oktober 1940 naar het SS-Führungshauptamt in Berlijn overgeplaatst werd.
Van 18 augustus tot 16 november werd hij benoemd tot "Inspecteur van de Infanterie" in het SS-Führungshauptamt. Hij voerde ook het commando over de SS-Polizei-Division. Nadat Herbert-Ernst Vahl gewond raakte, nam Krüger het commando de 2. SS-Panzer-Division Das Reich over, wat op dat moment in de slag om Koersk in het Belgorod verwikkeld was. Eind 1943 werd hij bevelvoerend generaal van het IV. SS-Panzerkorps. En vanaf 15 maart 1944 tot 25 juli 1944 bevelhebber van de Waffen-SS in het Rijkscommissariaat Ostland. Op 25 juli 1944 nam hij het commando van het VI SS Korps over, dat samen met Heeresgruppe Nord een gevecht om het oprukkende Rode Leger in Koerland af te wende.
Overlijden
De omstandigheden van Krügers dood zijn onduidelijk, waarschijnlijk probeerde hij samen met zijn troepen aan het einde van de oorlog door te stoten naar Oost-Pruisen. Op 22 mei 1945 werd hij toen mogelijk in het bos door een Russische patrouille verrast, waarna hij zichzelf doodschoot.[1]
De datum van overlijden is niet zeker. Volgens Florian Berger is de datum van zijn dood 20 mei 1945,[2] Walther-Per Fellgiebel verklaart 8 mei 1945[3] terwijl Veit Scherzer 22 mei 1945 aanhoudt.[4]
Militaire loopbaan
- Kadett: april 1900[5]
- Fähnrich: 1907[6]
- Leutnant: 19 maart 1908[5]
- Oberleutnant:
- Hauptmann: 18 augustus 1915 - 17 augustus 1917[5]
- SS-Obersturmbannführer: 30 april 1935[7][8]
- SS-Standartenführer: 30 januari 1939 - 30 november 1938[8]
- SS-Oberführer: 1 januari 1940[8]
- SS-Brigadeführer en Generalmajor der Waffen-SS: 20 april 1941[8][6]
- SS-Gruppenführer en Generalleutnant der Waffen-SS: 30 januari 1942[8][6]
- SS-Obergruppenführer en General der Waffen-SS: 21 juni 1944[8][6]
Onderscheidingen
- Ridderkruis op 13 december 1941 als SS-Brigadeführer en Generalmajor der Waffen-SS en Kommandeur SS-Polizei-Division / L.Armee-Korps / 18.Armee / Heeresgruppe Nord[9][4][5]
- Ridderkruis met Eikenloof op 31 augustus 1943 als SS-Gruppenführer en Generalleutnant der Waffen-SS en Kommandeur SS-Panzergrenadier-Division „Das Reich“ / II.SS-Panzer-Korps[9][4][5]
- Ridderkruis met Eikenloof en Zwaarden op 11 januari 1945 als SS-Obergruppenführer en General der Waffen-SS en Kommandierender General VI.SS-Freiwilligen-Armee-Korps[9][4][5]
- IJzeren Kruis 1914, 1e klasse en 2e klasse
- SS-Ehrenring[5]
- Ehrendegen des Reichsführers-SS[5]
- Dienstonderscheiding van de SS, derde graad (8 jaar)[5]
- Herhalingsgesp bij IJzeren Kruis 1939, 1e klasse (22 juni 1940) en 2e klasse (13 juni 1940)[9][5][6]
- Gewondeninsigne (1918)[5]
- Ridderkruis in de Huisorde van Hohenzollern met Zwaarden op 24 juni 1918[9][5][6]
- Ridder der Tweede Klasse in de Orde van de Leeuw van Zähringen met Zwaarden op 12 maart 1915[9][5]
- Erekruis voor de Wereldoorlog met Zwaarden[5][6]
Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties
|