Voortekening

De voortekening (of voortekens) in muzieknotatie geeft aan welke stamtonen systematisch verhoogd of verlaagd moeten worden in een partij. Dit gebeurt aan de hand van wijzigingstekens. Om alle stamtonen f te verhogen tot fis wordt op de bovenste lijn van de notenbalk, waar doorgaans de f genoteerd wordt (vioolsleutel), een kruis geplaatst. Soortgelijk wordt een mol genoteerd op de middelste lijn vlak na de sleutel om aan te geven dat alle b's verlaagd worden tot bes moeten worden.

Sleutel, voortekens (twee kruisen) en maatsoort.

Voortekens en toonsoort hebben een sterke relatie. Bij elke toonsoort hoort een bepaalde voortekening (bijvoorbeeld: bij A-groot: drie kruisen).

Vooraan de balk van de nevenstaande figuur staan 2 kruisen als voortekening. Dat betekent dat de tonen f en c verhoogd zijn tot fis en cis. De toonsoort van het stuk is dan D-groot of b-klein. De plaatsing van de tekens is voorgeschreven, maar voor de informatie niet noodzakelijk. Zegt men dat er twee kruisen zijn, dan weet de musicus genoeg. Die kruisen staan altijd op f en c. Na een vioolsleutel is dat op de bovenste lijn en tussen de 3e en 4e lijn. Indien een voorteken slechts voor een enkele maat geldt, in plaats van het hele stuk of tot een modulatie, dan spreekt men van een toevallig voorteken.

Voortekens en toonsoorten

aantal kruisenverhoogde tonentoonsoorten aantal mollenverlaagde tonentoonsoorten
geenC, a
1fG, e1bF, d
2f cD, b2b eBes, g
3f c gA, fis3b e aEs, c
4f c g dE, cis4b e a dAs, f
5f c g d aB, gis5b e a d gDes, bes
6f c g d a eFis, dis6b e a d g cGes, es
7f c g d a e bCis, ais7b e a d g c fCes, as

Het aantal voortekens is in principe onbeperkt, maar in de praktijk gaat men niet verder dan 6 of 7 voortekens. Muziek met 7 voortekens kan enharmonisch getranscribeerd worden naar 5 voortekens, bijvoorbeeld van Cis naar Des.

Speelproblemen

Amateurmusici zijn vaak van mening dat muziek met veel voortekens moeilijk te spelen is. Men moet steeds onthouden dat er overal waar een bepaalde noot staat, bijvoorbeeld een f, in werkelijkheid een fis moet worden gespeeld. Uitgevers van bladmuziek spelen daar wel op in door de muziek te transponeren naar een andere toonsoort, bijvoorbeeld van Fis (zes kruisen) naar G (één kruis). Het kan echter gebeuren dat het muziekstuk door zo'n transpositie juist moeilijker wordt, doordat de vingerzetting verandert.

De musicus kan ook zelf al spelende transponeren, bijvoorbeeld door één mol te lezen als er zes kruisen staan. Het kan dan lastig zijn alteraties en modulaties te lezen.

Nieuwe notenbalk

Aan het begin van elke notenbalk schrijft men de sleutel en de voortekening. De maatsoort wordt alleen vermeld bij de eerste notenbalk en als de maat in de loop van het muziekstuk verandert.

Andere sleutel

Wordt ergens in de notenbalk de sleutel veranderd, dan worden er niet opnieuw voortekens geplaatst. Bijvoorbeeld: een notenbalk begint met een vioolsleutel en een mol, dus die mol staat op de middelste lijn. Staat er halverwege de notenbalk een bassleutel, dan weet de musicus dat de mol nu op de tweede lijn van onder moet worden gedacht.

Wijziging van voortekening

Vaak komt het voor dat de voortekening in de loop van een muziekstuk verandert, bij een overgang naar een nieuwe toonsoort. In dat geval vermeldt men alle voortekens die vanaf dat moment gelden. Daarvóór komen herstellingstekens voor de voortekens die niet meer van toepassing zijn. Bijvoorbeeld:

  • van twee kruisen (f, c) naar drie kruisen (f, c, g): vermeld de drie kruisen op f, c en g
  • van drie kruisen (f, c, g) naar twee kruisen (f, c): vermeld een herstellingsteken op g en kruisen op f en c

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.