Vogelzang (ornithologie)

Vogelzang is het vermogen van vogels om te fluiten en is de bekendste vorm van diercommunicatie. Van zingen is geen sprake omdat vogels geen strottenhoofd hebben, maar de lucht laten trillen met behulp van membranen in de syrinx. Maar de term 'fluiten' is ook niet helemaal correct, aangezien mensen met hun lippen fluiten en vogels geen lippen hebben. Wel speelt de snavel zichtbaar een rol. Vrijwel iedere vogelsoort heeft een unieke zang, zodat soortgenoten elkaar kunnen herkennen. Ook bij het tellen van vogelpopulaties worden de soortspecifieke geluiden gebruikt. Er zijn twee soorten vogelgeluiden; de roep en de zang.

Een zingende spreeuw (Sturnus vulgaris)

Roep

De roep bestaat uit kortere geluiden die uit maximaal drie elementen of lettergrepen bestaan. De roep is per situatie verschillend: er bestaat bijvoorbeeld een contactroep, lokroep, vluchtroep, bedelroep, etc. Een uitzondering is de alarmroep; deze bestaat uit een reeks snel herhaalde elementen. De roepgeluiden worden het hele jaar door gebruikt. Voorbeelden van roepen zijn tsjik, tsjidik of fit-tjektjek.

Zang

zingende vink

De zang daarentegen wordt vooral voorafgaand en in het begin van de broedtijd gebruikt en duurt langer. De zang dient enerzijds om een territorium te verdedigen (= schelden naar de buren), anderzijds om een vrouwtje te lokken (= flirten).
In de nazomer (jul + aug), dus na de broedtijd, zijn vogels veel stiller, onder andere vanwege de rui.
Maar in de herfst beginnen sommige vogels opnieuw te zingen en gaan daarmee door tot in de winter. Dit dient om het winterterritorium te verdedigen (en dus niet om te flirten). Voorbeelden hiervan zijn de winterkoning en roodborst, bij de laatste soort zingt ook het vrouwtje.

Zangsleutel

zingende merel

Een vogelsoort is aan de zang te herkennen. Dit kan men leren door met een ervaren vogelkenner mee in het veld te gaan; door te proberen de zingende vogel visueel te identificeren; door te luisteren naar een cd met vogelgeluiden; een website met vogelgeluiden te raadplegen[1], of met behulp van een objectieve determineersleutel of zangsleutel. Er zijn verschillende zangsleutels, zoals die van het boekje Vogelzang van Nederland[2]. Eerst kan met een hoofdsleutel worden bepaald in welke van de 3 hoofdgroepen de gehoorde zang moet worden ondergebracht. De hoofd- en deelsleutels zijn (met voorbeelden):

  1. roep en roepvariaties
    1. Roepzang: zwarte kraai, gierzwaluw, fazant
  2. strofenzang (onderbroken zang, zinnetjeszang)
    1. Roffels: spechten
    2. Motiefzang: koolmees, tjiftjaf, houtduif, koekoek
    3. Stereotiepe strofenzang: vink, geelgors, winterkoning
    4. Half-vrije strofenzang: gekraagde roodstaart, boomleeuwerik
    5. Vrije strofenzang: merel, roodborst, nachtegaal
  3. continuzang
    1. Monotone ratels of trillers: snor
    2. Semi-continuzang: boerenzwaluw, groenling
    3. Gevarieerde continuzang: veldleeuwerik, kleine karekiet, spreeuw.

Binnen iedere hoofdgroep leiden enkele vragen tot een deelsleutel. Bij elke deelsleutel wordt de bekendste vertegenwoordiger genoemd. Als de zang van die vogels bekend is, kan men in principe elke andere vogel plaatsen. De sleutel is op een analyse van de structuur van de zang gebaseerd, dat wil zeggen op de rangschikking van de onderdelen van de zang. Op basis van die structuur kan men vogelzang indelen van eenvoudig naar complex. Binnen de strofenzang kan men een indeling maken van de meest eenvoudige zang, een herhaling van tonen zonder variatie, daarna herhaling met variatie, en het meest complex is de vrije strofenzang waarin nauwelijks herhaling te ontdekken valt. Binnen de continuzang ziet men ook een schaal van eenvoudig die geleidelijk oploopt naar complex.

Zie ook

Zie de categorie Sounds of birds van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.