Cognitie

Cognitie, ook wel kenvermogen, is de mentale activiteit en het proces van kennisverwerving door waarneming en het verwerken van de daarmee opgedane informatie door het denken. Dit kan meer of minder ontwikkeld zijn, afhankelijk van het voorstellingsvermogen, geheugen, de rede, ervaring en het vermogen tot gewaarwording en hypothesetoetsing van ideeën of overtuigingen. Een sterke cognitie draagt bij tot het vermogen tot probleemoplossing en besluitvorming.

Menselijke cognitie is een vorm van dierlijke cognitie, al wordt het daarvan ook wel onderscheiden vanuit het exceptionalistische idee dat de mens zich sterk onderscheidt van andere dieren.

Herkomst en betekenis

Het zelfstandig naamwoord cognitie, sinds 1650 in het Nederlands,[1] is afkomstig van het Latijnse woord cognitio,[1] wat het leren kennen door de zintuigen[2] of door het verstand[2] kan betekenen. In de eerste betekenis kan het daarom gaan om nadere kennismaking en in de tweede betekenis om kennis, inzicht, doorzicht.[2] Daarnaast kunnen cognitiones (meervoud van cognitio) ook voorstellingen en begrippen van iets zijn.[2] Binnen de rechtspraak had het de betekenis van gerechtelijk onderzoek en beslissing.[2]

Cognitio is afgeleid van het Latijnse werkwoord cognoscere[2] met de overeenkomstige betekenissen als leren kennen, beseffen, vernemen met zowel door de zintuigen als door het verstand.[2]

Opkomst van de cognitieve psychologie

De cognitieve psychologie ontstond gedeeltelijk als reactie op het behaviorisme[3] waarin gedrag wordt verklaard door voornamelijk te kijken naar de relatie tussen de omgeving aan de ene kant, de prikkels, en de reactie van het organisme op deze prikkels aan de andere kant, zonder dat er wordt gekeken naar de tussenliggende processen in het hoofd. Jerry Bruner en George Miller richten als belangrijke hoofdfiguren uit de cognitieve psychologie het Center for Cognitive Studies in 1960 op aan de Harvard-universiteit[3] en gebruikte bij de naamgeving bewust het begrip cognitive/cognition om zich af te zetten tegen het behaviorisme.[3] In de beginjaren was het echter nog niet voor iedereen meteen duidelijk wat met het begrip cognitive werd bedoeld, zoals voor de psycholoog Don Norman tijdens zijn aanstelling in de jaren 1960, zoals hij later verhaalde.[4]

In de opvolgende jaren nam het gebruik van het begrip cognitie/cognitief toe en verschenen handboeken met overeenkomstige titels, zoals Cognitive Psychology in 1967 van de Amerikaanse psycholoog Ulrich Neisser.[5]

Psychologie

Naast dat het begrip het onderwerp vormt van de cognitieve psychologie en de cognitiewetenschap, wordt het begrip ook gebruikt binnen andere richtingen van de psychologie zoals de klinische psychologie (cognitieve therapie) of sociale psychologie (cognitieve dissonantie).

Communicatiewetenschap

Als mensen communiceren kan de verzender van informatie cognities overdragen aan de ontvanger. De verzender kan echter niet controleren in welk kader de ontvanger deze informatie plaatst. De ontvanger kan deze informatie immers verbinden met andere informatie. Bovendien kan er sprake zijn van cognitieve dissonantie waarbij er (al dan niet schijnbaar) tegenspraak is tussen de ontvangen cognities en de cognities die de ontvanger al in zijn hoofd heeft. Deze cognitievedissonantietheorie werd in de psychologie verder ontwikkeld.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.