Verdrag van Picquigny

Het Verdrag van Picquigny werd op 29 augustus 1475 door de koningen Lodewijk XI van Frankrijk en Eduard IV van Engeland in Picquigny getekend waarmee een einde kwam aan de Honderdjarige Oorlog.

Het eiland waar het verdrag werd gesloten
Lodewijk XI
Eduard IV

In de hoofden van Lodewijk en Edward speelde nog het spookbeeld van de moord in 1419 op Jan zonder Vrees in Montereau-Fault-Yonne tijdens zijn onderhandelingen met de dauphin. Lodewijk en Eduard spraken af dat een houten hek beide partijen op de brug over het eiland zou scheiden.

Tegen een eenmalige betaling van 75.000 gouden kronen en een jaarlijkse rente van 50.000 gouden kronen trokken de Engelsen hun troepen uit Frankrijk terug en zegden het bondgenootschap met hertog Karel de Stoute van Bourgondië op. Ook moest Lodewijk de voormalige koningin Margaretha die in Engeland was opgesloten, de vrouw van Hendrik VI van Engeland, zijn nicht, vrijkopen voor een bedrag van 50.000 kronen en een aantal van Edwards baronnen schadeloosstellen. Een uitzondering hierop vormde Edwards broer Richard van Gloucester die tegen het verdrag was en het geld weigerde.

Het verdrag verzwakte Karels positie in de Bourgondische Oorlogen, waarin hij op 2 maart 1476 de Slag bij Grandson en op 22 juni 1476 de Slag bij Murten verloor en ten slotte zelf op 5 januari 1477 in de Slag bij Nancy sneuvelde.

De dood van Karel betekende het einde van het huis Bourgondië en het Bourgondische Rijk, dat nu grotendeels in handen kwam van de Habsburgers en daarmee een nieuwe bedreiging voor Frankrijk ging vormen.


This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.