U 593 (Kriegsmarine)

De U-593 was een onderzeeboot van de Duitse Kriegsmarine tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze was van het type VIIC en stond onder commando van de bekwame kapitein-luitenant-ter-Zee Gerd Kelbling. Hij leidde de gehele 'wolfsbende' naar konvooi SC-94, begin augustus 1942.

Raid op Saint-Nazaire

HMS Tynedale.

Op 27 maart 1942, de tweede dag van de uitreis van het Brits flottielje, voor de aanvang van Operatie Chariot, met de HMS Campbeltown als voornaamste torpedojager, werd de U-593 door hen waargenomen. De HMS Tynedale opende het vuur met zijn boordgeschut en wierp dieptebommen af op de ondertussen ondergedoken onderzeeboot. Commandant Gerd Kelbling had wel de drie Britse torpedojagers gezien, maar niet de kleinere, laag op het water liggende ML's en de verderop varende (MTB) motortorpedo- en motorkanonneerboten (MGB) opgemerkt. De onderzeeër werd wel licht beschadigd maar kon ontkomen. Hij had geen notie van de werkelijke bedoeling van dit eskader, na zijn observatie van enkele oorlogsschepen, daar ze de richting van La Pallice opstoomden en niet direct richting Saint-Nazaire. Vermoedelijk kreeg hij geen kans om dit te melden, daar hij een tijdje achterna werd gezeten door de HMS Tynedale en onder water moest blijven. Maar lang kon de Britse torpedojager hem niet achtervolgen want hij moest de Britse overvalsvloot terug vervoegen. De U-593 was op 2 maart 1942 vanuit Kiel vertrokken en na een patrouille van 27 dagen kwam hij in Saint-Nazaire op 28 maart 1942, op dezelfde dag aan, toen 's nachts omstreeks 01.37 u de Britse schepen en de commando's de haveninstallaties hadden aangevallen. Commandant Kelbling verbaasde zich van de aangerichte ravage, toen hij door de Nieuwe Ingang van de Zuidelijke sluis naar de haven werd verrast en daarna naar zijn ligplaats in een van de U-bootbunkers werd binnengeloodst.

Aanval op konvooi SC-94

Van eind juli tot 5 augustus 1942, bleef kapitein-luitenant-ter-Zee Gerd Kelbling contact maken met het konvooi SC-94, dat van Nova Scotia oostwaarts opstoomde. Hij bleef het konvooi dagenlang schaduwen, totdat eindelijk de andere 'wolfsbende' U-boten van zijn groep, op die dag, bij hem voegden. Het escorte bestond uit een Canadese torpedobootjager HMCS Assiniboine en 6 korvetten, waaronder de HMS Dianthus. De torpedobootjager moest het konvooi verlaten om een aantal schepen, die in de dichte mist verdwaald waren, terug te brengen naar het konvooi. Daar profiteerden de U-boten ervan en schoten het eerste schip van het konvooi, de Spar naar de zeebodem, die gekelderd werd door de U-593. De mist beschermde de onderzeeërs die nu boven water voerden. Daarna werd de U-210 verrast door de plotseling optrekkende mist en ontdekt door de Canadese torpedojager HMCS Assiniboine. Hierbij kwam een verbeten strijd voort, eerst onder water en daarna boven water. Hierbij verging de U-210 door ramming en dieptebommen. De Canadese torpedobootjager werd eveneens zwaar getroffen en moest het strijdtoneel verlaten.

Op 7 augustus moesten de zes korvetten het alleen klaren en vier onderzeeboten verjagen, die verkend waren. Maar weer kwamen de U-boten het konvooi dichterbij en vielen hen aan. Binnen enkele minuten werden vijf vrachtschepen door torpedo's getroffen. Drie verdwenen onmiddellijk in de golven. De explosies, op de beide andere schepen, die nog bleven drijven, zaaiden paniek en verwarring in de rest van het konvooi. Van drie vrachtschepen stopte de bemanning de machines en zij gingen in de reddingsloepen. Van een van de schepen sprongen de kanonniers overboord. Twee scheepsbemanningen kregen ten slotte in de gaten, dat er met hun schepen niets aan de hand was, ze gingen weer aan boord en brachten de machines weer op gang. Maar de bemanning van de Randchurch had hun schip voorgoed verlaten en liet het hulpeloos ronddobberen, totdat het werd getorpedeerd en verging.

De gehele middag en avond duurden de aanvallen voort. Het korvet de HMS Dianthus dat voortdurend heen en weer om het konvooi voer en naar U-boten zocht, boekte ten slotte succes toen het de U-379 van commandant Kettner met dieptebommen aanviel. Hij dwong de U-boot boven water te komen en daarna door rammen tot zinken te brengen. Andere Duitse onderzeeërs waren door de vrachtschepen in de verdediging gedrongen en drie waren er beschadigd, maar met elkaar brachten ze nog vier koopvaardijschepen tot zinken.

9 augustus 1942 - Admiraal Dönitz stuurde die middag versterkingen in de vorm van nog meer U-boten naar de leidende U-593-groep, en de Britten versterkten van hun kant het escorte. Maar het konvooi had ten slotte zijn redding te danken aan het feit dat het binnen de actieradius van de B-24 Liberator-vliegtuigen kwam, die nu vanuit Noord-Ierland gestationeerd waren. Die dag konden de U-boten niets meer uitrichten en doken weg in de veilige diepte van de zee.

10 augustus 1942 - Hoewel ze de volgende morgen in alle vroegte, voordat de bommenwerpers arriveerden, nog vier vrachtschepen kelderden, waren ze daarna gedwongen om onder water te blijven. Dönitz maakte een eind aan de aanval op konvooi SC-94. De 'wolfsbende' had elf vrachtschepen van meer dan 52.000 ton tot zinken gebracht en één torpedobootjager beschadigd.

Gebeurtenis U-593

  • De U-593 had in zijn levensloop begen schepen tot zinken gebracht van een totaal van 38.290 ton. Drie oorlogsschepen van 2.902 ton (torpedobootjager en korvetten). Een groot vrachtschip beschadigd van 4.853 ton en een oorlogsschip van 1.625 ton (torpedobootjager) beschadigd. Voorts heeft hij nog een groot vrachtschip van 8.426 ton vernietigd en een oorlogsschip van 1.625 ton (torpedobootjager) naar de kelder gejaagd. De U-593 had in totaal vijf oorlogsbodems beschadigd en vernietigd. De laatste twee oorlogsbodems die het konvooi KMS34 escorteerden, en die hij had vernietigd, waren de Britse torpedojagers HMS Holcome (L 56) en ironisch genoeg de HMS Tynedale (L 96), zijn vroegere belager tijdens de Britse Raid op Saint-Nazaire.

Einde U-593

De U-593 werd op 13 december 1943 tot zinken gebracht na een 32 uren durende achtervolgende jacht, in de westelijke Middellandse Zee in de Bougie Baai, in positie 37°38' N. en 05°58' O., door dieptebommen van de Amerikaanse torpedobootjager USS Wainwright (DD-419) en de Britse escorte-torpedobootjager HMS Calpe. Na 32 uren strijd en achtervolging kwam de zeer gehavende en lekkende U-boot naar de oppervlakte. De zuurstof aan boord was, na het lange onderwatervaren, al bijna schaars geworden voor de gehele bemanning. Nog langer onder water zou de beginnende verstikking teweegbrengen. De commandant besloot, koste wat kost, naar de oppervlakte te stijgen en liever te sneuvelen boven water, in open lucht, dan de verschrikkelijke verstikkings- of verdrinkingsdood te sterven. Er werd bevel 'verlaat het schip' gegeven. De beide jagers, in de letterlijke zin van het woord, maakten geen aanstalten meer de getergde en opgejaagde Duitse bemanning en hun boot nog tot zinken te brengen of met hun kanonnen af te maken. Ridderlijk pikten ze, de volledige uitgeputte Duitse bemanning, op hun schepen, op als krijgsgevangenen. De zinkende U-593 ging voorgoed naar de zeebodem. 51 matrozen en hun commandant Gerd Kelbling, overleefden deze zenuwslopende strijd van onderzeeboot en oppervlakteschepen. Er vielen deze keer gelukkig geen slachtoffers, maar het scheelde niet veel.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.