Transplantatie

Een transplantatie is het vervangen van een slecht of geheel niet meer functionerend orgaan van een patiënt, meestal door dat van een donor. Organen die getransplanteerd kunnen worden, zijn bijvoorbeeld het hart, de huid, de longen, de nieren, het pancreas (alvleesklier), hoornvlies en de lever. Ook gedeelten van organen zoals huid, lever of beenmerg worden getransplanteerd. Bij neurotmesis kan zenuwtransplantatie uitkomst bieden.

Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.
Transplantatieoperatie (1968)

Afstoting

Het lichaam beschouwt vreemde cellen als een vijandige infectie en zal ze vernietigen (afstoting onder invloed van MHC-I-receptoren). Normaal is dit een goedaardig mechanisme, waardoor ziekten voorkomen worden, maar bij een transplantatie is het een groot probleem.

Om afstoting te vermijden, gebruikt men een zgn. histocompatibele donor; de kans is groot dat een familielid dat is, maar het kan ook iemand anders zijn. Soms is de patiënt donor voor zichzelf, bijvoorbeeld bij huidtransplantaties. In dat geval zal geen afstoting optreden. Om te weten of het te transplanteren weefsel niet zal worden afgestoten, wordt in een laboratorium het weefseltype van het donororgaan bepaald. Deze informatie wordt opgeslagen in een databank, zodat snel het juiste donorweefsel kan worden teruggevonden in de weefselbank.

Als er een acute afstoting tegen het nieuwe lichaamsvreemde orgaan plaatsvindt, gebeurt dit meestal in de eerste zes tot twaalf maanden na de transplantatie. Bij een acute afstoting kunnen antilichamen geproduceerd worden die zich tegen het orgaan richten. Orgaanschade door plaatselijke ontstekingsreacties zijn het gevolg. Ook na deze eerste periode blijft de kans op afstoting van het orgaan bestaan. De kans op een acute afstoting is weliswaar klein geworden, maar chronische afstoting kan nog steeds wel plaatsvinden. Chronische afstoting is het langzaam minder worden van de orgaanfunctie. Wel blijft het nodig dat de patiënt de rest van zijn leven dagelijks een aantal antiafstotingsmedicijnen inneemt, zogenaamde immuunsuppressiva. Hierdoor is hij wel vatbaarder voor andere simpele infecties zoals een verkoudheid of griep.

Cross-overtransplantatie

Soms wil iemand een orgaan doneren aan een familielid maar is dit niet direct mogelijk, bijvoorbeeld door een verschil in bloedgroep of fysieke locatie van de donor en de ontvanger. Dan kan de donor zijn orgaan aan een ander doneren, bijvoorbeeld iemand die hoog op de wachtlijst staat, en de ontvanger krijgt dan (met prioriteit) een orgaan van een reguliere donor.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.