Speelkaart

Speelkaarten worden gebruikt bij kaartspelen, in kansspelen, door goochelaars en voor het bouwen van kaartenhuizen. Een complete set speelkaarten wordt ook kaartspel, spel kaarten, zij het met meervoud kaartspellen, in Nederland pak kaarten en stok en in het Vlaams ook wel boek[1]/bat genoemd.

Speelkaarten met Hollands beeld
Enkele speelkaarten van het Anglo-Amerikaanse standaardbeeld, dat teruggaat op het beeld van Rouen

In de gangbare vorm bestaat een kaartspel uit 52 'gewone' kaarten, die onderverdeeld worden in vier soorten, kleuren genoemd, van elk 13 kaarten:

Schoppen en klaveren zijn zwart en harten en ruiten zijn rood, maar het zijn niet deze fysieke kleuren, maar de soorten die met kleur aangeduid worden. (Er bestaan ook kaartspellen waarbij elke soort een eigen kleur heeft.) Elke soort kent

  • een 2 tot en met een 10,
  • een boer (of "zot"),
  • een vrouw (of "dame"),
  • een heer (of "koning"),
  • een aas (Oorspronkelijk 1. Op kaarten met het beeld van Parijs wordt de aas aangeduid als 1).

Daarnaast bevat een spel soms twee of drie jokers.

In Nederland is traditioneel het Hollands beeld gangbaar, met typische stadsgezichten op de azen. In België wordt met het beeld van Parijs gekaart met de typische aanduiding 1 voor de aas. Daarnaast vindt het Anglo-Amerikaanse standaardbeeld steeds meer ingang, dat gekenmerkt wordt door de versiering van de schoppenaas, dat herinnert aan de tijd, dat het monopolie op het drukken van schoppenaas in Engeland bij wet bij de overheid rustte en men schoppenaas van de Engelse fiscus moest kopen.

Bij jasspelen, zoals klaverjassen heet de troefboer wel jas en de troefnegen de nel.

Speelkaarten bestaan in twee veelgebruikte formaten. Enerzijds het bridge-formaat (56 mm × 88 mm) en anderzijds het poker-formaat (62 mm × 88 mm). Het poker-formaat is het meest gangbaar in de VS, terwijl het bridge-formaat vooral in Europa populair is.

Er zijn ook een aantal bekende merken, bijvoorbeeld de Amerikaanse; Bicycle, Tally Ho's, Bee's. Deze kaarten worden frequent door goochelaars gebruikt wegens hun standaardopdruk. Hierdoor vallen speciaal getrukeerde kaarten niet op indien ze in een spel gewone speelkaarten met dezelfde opdruk zitten. Daarnaast bestaan er ook talloze getrukeerde kaartspellen zoals het Svengali en het Stripper deck.

Naast het standaard kaartspel met de zogenaamde Franse (harten, schoppen, ruiten, klaveren) kleuren zijn er in Europa ook andere varianten bekend, zoals de kaartspellen met Duitse (harten, bladeren, bellen, eikels) en Italiaanse kleuren (bekers, stokken, munten, zwaarden), en het tarotspel.

Geschiedenis

Vroege geschiedenis

Een Chinese speelkaart gedateerd tot circa 1400 na Christus uit de Ming dynastie gevonden nabij Turpan, afmetingen 9.5 bij 3.5 cm.

Speelkaarten werden uitgevonden in keizerlijk China. Ze werden gevonden in China zo vroeg als de negende eeuw tijdens de Tang dynastie (618-907). De eerste referentie naar kaartspelen dateert uit de negende eeuw, wanneer de Collection of Miscellanea at Duyang, geschreven door Su E, beschrijft hoe Prinses Tongchang (dochter van keizer Yzong van Tang) het "blad spel" speelt in 868 met leden van de Wei clan, de familie van haar man. De geleerde Ouyang Xiu (1007-1072) beweerde dat het spelen met kaarten op z'n minst sinds de mid-Tang dynastie bestaat en associeerde hun uitvinding met de gelijktijdige ontwikkeling van het gebruik van papier in plaats van papierrollen als schrijfmiddel. Het eerste bekende boek over kaarten genaamd Yezi Gexi was naar verluidt geschreven door een vrouw uit het Tang tijdperk waar op werd gereageerd door Chinese schrijvers van opvolgende dynastieën.

Het is mogelijk dat het eerste pakje geprinte kaarten ooit een Chinees domino pakje was, met kaarten waarop alle 21 combinaties staan van een paar dobbelstenen. In Kuei-t'ien-lu, een Chinese tekst geschreven in de elfde eeuw, werden domino kaarten geprint tijdens de Tang dynastie, gelijktijdig met de eerst geprinte boeken. Het Chinese woord pái (牌) wordt gebruikt om zowel papieren kaarten als spel tegeltjes (zoals domino) te beschrijven. William Henry Wilkinson suggereert dat de eerste kaarten mogelijk papieren valuta was die zowel de functie had om mee gespeeld te worden als de inzet, zoals bijvoorbeeld in ruilkaartspellen.

Een van de eerste spellen waarvan de regels bekend zijn is Mǎ diào, een slagspel, welke dateert uit de Ming dynastie (1368-1644).

9 in munten, 9 in kettingen van munten (die mogelijk verkeerd geïnterpreteerd werden als stokken uit ruwe tekeningen), 9 in myriaden (van munten of uit kettingen) en 11 in myriaden van tien stuks (een myriade is 10.000). De twee laatste kleuren hadden karakters uit het Verhaal van de wateroever op zich in plaats van symbolen. Ze hadden Chinese ideogrammen om hun rang en kleur te markeren. De kleur munten is in omgekeerde volgorde met nummer 9 als laagste tot nummer 1 als hoogste kaart. Omgekeerde rangen wordt ook gevonden in het Vietnamese spel Tổ tôm en een aantal andere spellen.

Het geldkaart kleuren systeem is gebaseerd op coupure en niet op de symbolen of afbeeldingen. Munten vertegenwoordigen cijfers tot 9, kettingen viercijferige veelvouden van 1000, myriaden vijf cijferige veelvouden van 10000, en tientallen (myriaden) zes of meer cijferige veelvouden van 100000. Dit is waarom de twee middelste kleuren niet meer dan negen kaarten kunnen hebben. Een vereenvoudigd deck wordt nog steeds gebruikt door Hakka spelers, waar elke stapel maar negen kaarten in progressieve rangen heeft, en symbolen en plaatjes vervangt door labels. Een andere type van een modern deck behoudt de traditionele afbeeldingen maar laat de hoogste stapel (tientallen myriaden) zitten en verviervoudigd de rest. De ontwerpen op moderne Mahjong steentjes zijn mogelijk geëvolueerd uit dit deck.

Perzië en India

Perzische Ganjifeh kaarten.

Het is niet bekend wanneer speelkaarten opkwamen in Perzië. Ze zouden in Perzië gekomen kunnen zijn door handel in de zijderoute of meegebracht kunnen zijn door de Mongoolse Rijk in de dertiende eeuw. Perzische kaarten, bekend als ganjifa of Ganjafa, hebben acht kleuren. Mogolrijk brachten deze kaarten naar India in de vroege zestiende eeuw waar ze ze Ganjifa noemen. In India hebben decks gebruikt om mee te spelen hedendaags acht, tien of twaalf kleuren hoewel er ooit zelfs decks met 32 kleuren bestonden. De Indiërs hebben ook de originele rechthoekige kaarten omgezet in cirkelvormige kaarten. In Iran werden deze kaarten niet meer geproduceerd na de Tweede Wereldoorlog.

Ondanks de brede variëteit in Ganfija patronen, laten de kleuren een uniformiteit aan structuur zien. Elke kleur heeft twaalf kaarten waarvan de bovenste twee meestal de figuurkaarten koning en vizier zijn en de onderste tien symboolkaarten. In de spellen Hamrang en Ekrang, gebruikt de helft van de kleuren omgekeerde rangen voor hun symboolkaarten. Er zijn verschillende motieven voor de kleuren icoontjes maar sommigen hebben munten, klaveren, kannen en zwaarden die lijken op latere Mamluk en Latijnse kleuren. Michael Dummett speculeerde dat Ganjifa en Mamluk kaarten af zouden stammen van een eerder deck die bestond uit 48 kaarten verdeeld over vier kleuren waarvan elke met tien symboolkaarten en twee figuurkaarten.

Mammelukken Egypte

Een mammelukken speelkaart, munten 6.

Tijdens de elfde eeuw verspreidden speelkaarten zich door Azië en kwamen later in het mammelukken-sultanaat Caïro (1250-1517). Het mammelukken deck bevatte 52 kaarten verdeeld over vier kleuren: polo stokken, munten, zwaarden en kopjes. Elke kleur bevatte tien symboolkaarten en drie figuurkaarten, genaamd malik (koning), nā'ib malik (onderkoning) en thānī nā'ib (tweede onderkoning). De thānī nā'ib is een niet bestaande titel dus het kan zijn dat hij niet voorkwam in vroege versies; zonder deze rang, zouden de mammelukken kleuren qua structuur hetzelfde zijn als de Ganjifa kleuren. In feite komt het woord "Kanjifah" voor in het Arabisch op de King of Swords en wordt nog steeds gebruikt in delen van het Midden-Oosten om moderne speelkaarten te beschrijven. Invloed vanuit het verre Oosten kan uitleggen waarom de mammelukken, waarvan de meesten Centraal-Aziatische Turkse Kyptsjaken waren, hun kopjes tuman noemden wat myriade betekent in Turkse, Mongoolse en Jurchse talen. Wilkinson postuleerde dat de kopjes afgeleid zouden kunnen zijn van het omkeren van de Chinese en Jurchse ideogrammen voor Myriade (万).

De mammelukken figuurkaarten lieten abstracte ontwerpen zien of kalligrafie, dus geen personen, mogelijk door een religieus verbod in Soennitisch Islam, hoewel ze wel de namen droegen van militaire officieren. Nā'ib zou verbasterd zijn tot naibi (Italiaans) en naipes (Spaans), waarvan de laatste nog vaak gebruikt wordt. Net als Mǎ diào en Ganjifa, hadden de symboolkaarten in twee kleuren omgekeerde rangen, een kenmerk die veel oud Europese kaartspellen hebben zoals Ombre, Tarot en Maw.

Een bijna compleet deck van mammelukken speelkaarten werd gevonden door Leo Aryeh Mayer in het Topkapıpaleis in Istanboel in 1939. Dit specifieke deck werd niet gemaakt voor 1400, maar het deck werd gematcht aan een fragment van privé eigendom dat terug dateert tot de twaalfde of dertiende eeuw. Het is geen compleet deck, maar er zijn kaarten uit drie decks van dezelfde stijl. Productie van deze kaarten overleefde niet de val van de mammelukken in de zestiende eeuw. De regels om Mulûk wa-Nuwwâb (Koningen en afgevaardigden) te spelen zijn verloren maar men gelooft dat het een slagspel is zonder troeven.

Latere veranderingen in ontwerp

Speelkaarten werden gebruikt om politieke standpunten uit te dragen. Dit is een speelkaart uit de Franse revolutie die vrijheid van religie en broederschap uitdraagt.

In vroege spellen waren de koningen altijd de hoogste kaart in hun kleur. Echter werd er zo vroeg als de late vijftiende eeuw speciale betekenis gegeven aan de nominaal laagste kaart, nu bekend als de aas, zodat het soms de hoogste kaart werd en de 2 zodoende de laagste. De term aas komt van een dobbelterm in Anglo-Norman, die zelf afstamt van het Latijnse as (de kleinste vorm van munten). Een andere dobbelterm, trey (3), komt soms voor in kaartspellen. Veel regeringen wilden inkomsten genereren door het opleggen van een zegelrecht op speelkaarten. Omdat de aaskaart de meest vrije ruimte heeft, werd de kaart meestal gekozen om de stempel op te plaatsen om te bewijzen dat de belasting was betaald. Dit leidde tot ontwikkelde ontwerpen van bepaalde aaskaarten: de schoppenaas in Engeland, de klaveraas in Frankrijk, en de ruitenaas in Rusland.

Decks met hoek- en randmarkeringen (bijvoorbeeld de waarde van de kaart geprint in de hoek(en) van de kaart) liet spelers toe hun kaarten in waaiervorm dicht bij elkaar te houden in één hand (in plaats van dat er eerst twee handen gebruikt werden). Het eerste deck dat zo was met Latijnse kleuren werd geprint door Infirerra en dateert uit 1693, maar deze karakteristiek werd pas alledaags gebruikt vanaf het einde van de achttiende eeuw. Markeringen in het Anglo-Amerikaanse deck werden gebruikt vanaf 1875, wanneer de New York Consolidated Card Company de Squeezers patenteerde; de eerste kaarten met markeringen vertoonden grote verschillen, hoewel het eerste Anglo-Amerikaanse deck met deze innovatie de Saladee's patent was, geprint door Samuel Hart in 1864.

Voor deze tijd was de laagste figuurkaart in een Engels deck officieel een Knave, maar de afkorting ("Kn") leek te veel op de King ("K") waardoor deze term niet goed paste als markering. Hoewel vanaf de zeventiende eeuw de Knave vaak de Jack (boer) werd genoemd, een term geleend van het Engelse renaissancespel All Fours, waar de Knave of troef deze naam had. All Fours werd gezien als een spel van de lagere klassen, dus de term Jack werd beschouwd als vulgair. Het gebruik van markeringen moedigde echter een formele verandering aan van Knave naar Jack in decks in Engelse talen. Andere talen kwamen dezelfde problemen tegen wanneer ze markeringen toevoegde aan hoeken. In Latijnse talen begonnen zowel de King (koning) als de Queen (koningin) met de letter "R" terwijl ze in de Germaanse en Slavische talen begonnen met de letter "K". Door Europa werd de Queen hernoemd tot Dame, Dama of andere variaties die "vrouwe" of "koningin" betekenen. Scandinavische kaarten hebben de "Kn" voor Knaves behouden.

Dit werd gevolgd door de innovatie van omkeerbare figuurkaarten. Deze innovatie wordt toegeschreven aan een Franse kaartenproducent uit Agen in 1745. Maar de Franse regering, die het ontwerp van speelkaarten beïnvloedde, verbood het printen van kaarten met deze innovatie. In Midden-Europa (trappola kaarten), Italië (tarocchini) en in Spanje werd de innovatie tijdens de tweede helft van de achttiende eeuw doorgevoerd. In Groot-Brittannië werd het deck met de omgekeerde figuurkaarten in 1799 door Edmund Ludlow en Ann Wilcox gepatenteerd. Het Anglo-Amerikaanse deck met dit ontwerp werd rond 1802 door Thomas Wheeler gedrukt. Omgekeerde figuurkaarten betekenden dat spelers niet van kaarten die ondersteboven lagen de goede kant boven hoefden te houden. Voor deze aanpassing konden andere spelers vaak een hint krijgen welke kaarten een speler had door te zien dat ze hun kaarten omdraaiden. Deze innovatie zorgde ervoor dat er sommige ontwerpelementen werden aangepast uit de eerdere volledige lengtekaarten.

Ronde randen werden geïntroduceerd omdat rechte hoeken de waarde van de kaart konden onthullen. De eerder blanke achterkant van kaarten begon met het tonen van ontwerpen, plaatjes of foto's. Dit hielp om slijtage en scheuren te verbergen en schrijven op de achterkant te ontmoedigen.

De traditionele ontwerpen van Koningen, Koninginnen en boeren werden tijdens de Franse revolutie vrijheid, gelijkheid en broederschap. De radicale overheid van 1793 en 1794 wierp het oude regime omver en een goede revolutionair zou niet spelen met koningen of koninginnen maar met de idealen van de revolutie in zijn hand. Dit zou weer volkomen omdraaien in 1805 met de opkomst van Napoleon.

Tijdens de negentiende eeuw spleet de ontwikkeling van Tarot decks voor kaartlegging en kaartspelen uiteen nadat Etteilla het eerste Tarot deck creëerde dat gewijd was aan waarzeggerij in 1791. De "lees tarots" gebaseerd op de symbolische ontwerpen van Tarot de Marseille (die uitgebreid aangepast werden om het wijd bekende Rider-Waite deck te produceren) behield de oude stijl van figuurkaarten met figuren over de volledige lengte, specifieke betekenissen voor de 21 troeven, en het gebruik van Latijnse kleuren (hoewel de meeste van de leeskaarten hedendaags in gebruikt afgeleid zijn van de Franse Tarot de Marseille).

Aan de andere kant, had het spelen met speeltarots, in het bijzonder met degenen uit Frankrijk en Germaanse gebieden, tegen het einde van de negentiende eeuw zich ontwikkeld tot een vorm die meer lijkt op het moderne speelkaarten deck, met hoekmarkeringen en gemakkelijk te identificeren nummers en figuurkaarten. Het gebruik van de traditionele figuurkaarten voor de troeven werd grotendeels verworpen ten gunste van meer grillige scènes. De Tarot Nouveau is een voorbeeld van de huidige stijl van het spel van tarot, hoewel het ontwerpen van dit deck terug dateert tot de jaren 1890. De Italiaanse Tarocchi decks hebben echter grotendeels de traditionele figuuridentificaties van elke troef behouden, net als de Latijnse kleuren, hoewel deze decks meest uitsluitend gebruikt worden voor kaartspelen. Tarocco Bolognese en Tarocco Piemontese zijn voorbeelden van Italiaans gekleurde tarotspeelkaarten terwijl de Tarocco Siciliano de enige is die Spaanse kleuren gebruikt.

In de Verenigde Staten introduceerde men de joker. Die werd afgeleid van het spel Euchre, dat kort na de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog uit Europa in Amerika terecht kwam. In Euchre, de hoogste troef is de Jack van de troefkleur, genaamd de right bower (van het Duitse Bauer); de tweede hoogste troef, de left bower, is het Jack van het kleur van dezelfde kleur als troef. De joker werd uitgevonden c. 1860 als derde troef, de beste bower, die hoger gerangschikt was dan de andere twee cilinders. Verondersteld wordt dat de naam van de kaart is afgeleid uit juker, een variant op de naam Euchre. Jokers zijn tegelijkertijd wild cards in latere kaartspellen.

Eerste Wereldoorlog

Duits propagandaspel geïnspireerd op de "Deutsche Kriegsspielkarte".

De productie van speelkaarten tijdens de Eerste Wereldoorlog had met enkele moeilijkheden te kampen. Vele arbeiders in de speelkaartenfabrieken werden naar Duitsland gedeporteerd. De levering van basismateriaal dat nodig was voor de productie van speelkaarten werd beperkt en ook de afzetmarkten werden moeilijk bereikbaar doordat havens en spoorwegen beschadigd of vernietigd werden tijdens deze oorlog. Ten slotte werd al het drukwerk onderworpen aan strenge censuur. Toch kende de productie van speelkaarten tijdens de Eerste Wereldoorlog een bloei. Dit kan verklaard worden door het feit dat speelkaarten in deze periode voor verschillende doeleinden gebruikt werden.

Verveling

Britse soldaten spelen met kaarten in Frankrijk in 1915.

Oorlog wordt vaak vooral geassocieerd met geweld, veldslagen en veel actie. In de realiteit bestaat een groot deel van een oorlog nochtans uit wachten in kampen, loopgraven en hospitalen. Om verveling tegen te gaan werden vaak kaartspelletjes gespeeld. Wie geen speelkaarten had, maakte er zelf met afval en gevonden materiaal. Het formaat van de speelkaarten werd aangepast zodat deze makkelijk in het uniform van soldaten bewaard konden worden. Ook de afwerking van de speelkaarten kreeg extra aandacht. Tijdens deze oorlog gebruikten producenten een extra laagje vernis om de speelkaarten beter te kunnen bewaren aan het front. Ook werden accessoires gemaakt die het mogelijk maakten dat gehospitaliseerde soldaten die een arm of hand verloren hadden, toch konden kaarten. Het belang van de speelkaarten tijdens de Eerste Wereldoorlog blijkt ook uit de kunst van deze periode waarbij speelkaarten afgebeeld werden, en de literatuur van de Eerste Wereldoorlog waarbij het kaartspel vaak ter sprake kwam. Op prentbriefkaarten werden vaak kaartende soldaten afgebeeld. Dit zorgde ervoor dat de familie thuis een vals beeld van rust en kalmte kreeg. Het leek alsof ze alles onder controle hadden aan het front.

Propaganda

Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren speelkaarten tevens een belangrijk propagandamiddel. Belangrijke personen tijdens deze oorlog, gevechtsscènes en spreuken werden prominent in de verf gezet op speelkaarten. De Duitse speelkaartenfabriek in Altenburg bracht tijdens WOI drie verschillende propagandaspellen op de markt. Tegen het laatste jaar van de oorlog werd een oplage van een miljoen gehaald. Een deel van de opbrengst ging naar het Luftfahrerdank in Berlin-Charlottenburg. Deze organisatie ondersteunde nazaten van verongelukte vliegeniers. Speelkaarten werden ook gebruikt om de tegenstander belachelijk te maken. De Duitsers begonnen hiermee door karikaturen van de tegenstander op speelkaarten af te beelden. Het duurde niet lang voordat ook de geallieerden hiermee begonnen. Het kaartspel zorgde er op deze manier voor dat het moreel werd opgekrikt.

Educatie

Educatieve kaartspellen tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Speelkaarten werden niet enkel gebruikt om de tijd te verdrijven. Deze kaarten hadden tijdens de Eerste Wereldoorlog ook een educatieve functie. In de eerste plaats werden speelkaarten gebruikt om een andere taal aan te leren. Door het uitbreken van deze oorlog waren verschillende landen genoodzaakt om samen te werken. Om de communicatie vlot te laten verlopen konden soldaten via speelkaarten basiswoorden en zinnetjes in het Frans of Engels leren. Speelkaarten met de vlaggen en kleuren van de verschillende legereenheden die meevochten in deze oorlog, zorgden ervoor dat soldaten wisten tegen wie en met wie ze samen vochten. Ook morse en het aangeven van seinen kon aangeleerd worden via speelkaarten. Ten slotte kon de militaire kennis ook verbeterd worden doordat speelkaarten werden uitgegeven met daarop de verschillende schepen van de marine.

Waarzeggerij

Waarzeggersspel voor militairen, 1913

Angst en onzekerheid zijn gevoelens die constant aanwezig zijn tijdens een oorlog. Iedereen zit met allerhande vragen en niemand weet wat hem te wachten staat of wat de toekomst te bieden heeft. Speelkaartenfabrikanten speelden hier handig op in door tijdens de Eerste Wereldoorlog speelkaarten te ontwikkelen voor waarzeggerij. Dit is wat de Turnhoutse speelkaartenfabrikant Brepols dan ook deed in 1916. Dit kaartspel werd vernoemd naar de beroemde Franse kaartlegster "Mademoiselle Lenormand".

Veranderingen na de Eerste Wereldoorlog

Kleuren van de kaarten
Eikel: Rood: Bellen: Groen:
Klassieke Duitse kaarten gebruikt in Hongarije rond 1930.

Met het einde van de Eerste Wereldoorlog kwamen er ook enkele nieuwe kaartspellen op de markt die spotten met de verliezers, door deze bijvoorbeeld varkensoren te geven. Andere speelkaarten loofden dan weer de geallieerden als overwinnaars. Voor het kaartspel en zijn producenten veranderde er heel wat na de Eerste Wereldoorlog. Vanaf 1918 werden speelkaarten in Turnhout volledig met drukpersen gedrukt. Het sjabloneren als productiemethode kwam hier niet langer aan te pas. Ook traditionele kaartbeelden, zoals het Luikse beeld, verdwenen uit het assortiment. Economisch gezien had de Eerste wereldoorlog uiteraard ook voor grote gevolgen gezorgd. Enkele afzetmarkten, zoals de Verenigde Staten, zijn verloren gegaan en de producenten van speelkaarten hadden een lange weg van herstel te gaan.

Bibliografie

Zie de categorie Playing cards van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.