Siesel

De siesel (Spermophilus citellus), ook wel geschreven als siezel of ziesel, is een grondeekhoorn uit de familie der eekhoorns (Sciuridae).

Siesel
IUCN-status: Kwetsbaar[1] (2008)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Orde:Rodentia (Knaagdieren)
Familie:Sciuridae (Eekhoorns)
Geslacht:Spermophilus (Grondeekhoorns)
Soort
Spermophilus citellus
(Linnaeus, 1766)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons
Siesel op Wikispecies
Portaal    Biologie
Zoogdieren

Kenmerken

Het dier is 17 tot 23 cm lang en 240 tot 340 gram zwaar, met een korte, dichtbehaarde staart van ongeveer 4 tot 7,5 cm. De vachtkleur is aan de rugzijde gelig grijs, de flanken zijn lichter en egaler van kleur en de buik en keel zijn witachtig. Ook is de rugzijde vaag gespikkeld. Er zijn echter geen duidelijke vlekken te onderscheiden, zoals bij de verwante soeslik (Spermophilus suslicus). De oorschelpen zijn vrij klein. De siesel kan vaak staand op zijn achterpoten worden aangetroffen.

Leefwijze

De siesel is een dagdier, bij kou en regen blijft hij in zijn hol verscholen. De siesel leeft meestal alleen in een ondergronds hol, meestal met twee ingangen. Holen liggen vaak dicht bij andere holen in koloniën. Bij gevaar laat een siesel een kort fluitend geluid horen. De siesel eet zaden, en ook groene delen van de plant, bloemen, insecten en wortels. Voedsel draagt de siesel met zich mee in zijn wangzakken. Hij legt ondergronds voedselvoorraden aan.

In de zomer en de herfst bouwt de siesel een vetlaag op voor de winterslaap. De winterslaap duurt van oktober of november tot maart.

Voortplanting

De paartijd volgt in maart, nadat de dieren zijn ontwaakt uit hun winterslaap. Jongen worden in april en mei geboren. Meestal krijgt een vrouwtje vijf tot acht jongen per worp.

Vijanden

Siesels vallen ten prooi aan marterachtigen, vossen, roofvogels, ooievaars, raven, meeuwen, katten en honden.

Verspreiding

Oorspronkelijk een steppebewoner van Zuidoost-Europa, maar de siesel heeft zich aangepast aan de cultuursteppen en akkergronden van Midden-Europa. Ze komen tegenwoordig voor van Oostenrijk, Hongarije, Tsjechië, Zuid-Polen en Oost-Duitsland tot Joegoslavië, Griekenland en de westkust van de Zwarte Zee, en in Turkije, tot 2200 meter hoogte in de Balkan. Ze zijn afhankelijk van grond waarin makkelijk holen te graven zijn en waar veel vegetatie op groeit.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.