Robert E. Lee

Robert Edward Lee (Stratford Hall Plantage, Virginia, 19 januari 1807Lexington, Virginia, 12 oktober 1870) was generaal en vanaf 1862 opperbevelhebber van de strijdkrachten van de zuidelijke Geconfedereerde Staten van Amerika, tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog van 1861 tot 1865.

Robert E. Lee
General Robert E. Lee
Geboren19 januari 1807
Stratford Hall Plantage, Virginia, Verenigde Staten
Overleden12 oktober 1870
Lexington, Virginia, Verenigde Staten
RustplaatsLee Chapel Museum, Lexington (Lexington City County), Lexington City, Virginia, Verenigde Staten[1]
Land/zijde Verenigde Staten
Geconfedereerde Staten van Amerika
Onderdeel United States Army
Confederate States Army
Dienstjaren18291861 (Verenigde Staten)
18611865 (Geconfedereerde Staten)
Rang Colonel (Verenigde Staten)
General (Geconfedereerde Staten)
EenheidGenie
BevelSuperintendent of the United States Military Academy
Army of Northern Virginia
Opperbevelhebber van de Zuidelijke strijdkrachten
Slagen/oorlogenMexicaans-Amerikaanse Oorlog

Harper's Ferry


Amerikaanse Burgeroorlog

Aanvankelijk succesvol tegen de veel grotere legers van de noordelijke Verenigde Staten van Amerika, leed hij een grote nederlaag bij Gettysburg op 3 juli 1863. Dit werd een keerpunt in de burgeroorlog. Op 9 april 1865 moest hij capituleren voor de federale opperbevelhebber generaal Ulysses S. Grant.

Voor de oorlog

Robert Edward Lee werd geboren op de Stratford Hall Plantage in Westmoreland County, Virginia als vierde kind van Henry Lee, held uit de Amerikaanse Revolutie, en Anne Hill Carter. In 1825 begon hij zijn opleiding aan de Amerikaanse militaire academie in West Point. In 1829 studeerde hij af als tweede van zijn klas (van 46) en werd tweede luitenant in het Corps of Engineers.

Rond 1834 trouwde hij met Mary Anna Randolph Custis, de achterkleindochter van Martha Washington in Arlington House, het huis van haar ouders vlak bij Washington, D.C.. Ze kregen uiteindelijk zeven kinderen: drie jongens en vier meisjes.

Mexicaans-Amerikaanse oorlog

Robert E. Lee in jongere jaren

In de Mexicaans-Amerikaanse oorlog (1846-1848) was Lee een van generaal Winfield Scotts belangrijkste stafofficieren in de opmars van Veracruz naar Mexico-Stad. Door persoonlijke verkenning ontdekte hij routes die de Mexicanen niet verdedigd hadden, omdat ze dachten dat het terrein te ontoegankelijk was.

Na de Slag bij Cerro Gordo in april 1847 werd hij gepromoveerd tot majoor. Hij vocht ook bij Contreras, Churubusco en Chapultepec, en raakte gewond in de laatste van deze drie. Tegen het einde van de oorlog was hij luitenant-kolonel.

West Point

In 1852 werd hij superintendent van West Point. Tijdens zijn driejarige leiding verbeterde hij de gebouwen en opleidingen en bracht veel tijd door met de cadetten. Eén daarvan was Lees oudste zoon George Washington Custis Lee, die in 1854 als beste van zijn klas afstudeerde.

Texas

In 1855 werd luitenant-kolonel Lee commandant van het Tweede Regiment van de U.S. Cavalry (onder commando van kolonel Albert Sidney Johnston) en werd naar de grens in Texas gestuurd, waar hij kolonisten beschermde tegen aanvallen van Apache- en Comanche-Indianen. Dit waren ongelukkige jaren voor Lee, omdat hij ver bij zijn familie vandaan was, terwijl zijn vrouw steeds zieker werd.

Harper's Ferry en John Brown

In oktober 1859 was Lee toevallig in Washington toen het bericht kwam dat de militante abolitionist John Brown een overval pleegde op het federale wapenarsenaal in Harper's Ferry. De Minister van Oorlog vertelde hem dat er een slavenopstand plaatsvond in Virginia en gaf hem het commando over milities uit Maryland en Virginia, soldaten uit Fort Monroe en mariniers om de opstand neer te slaan en de aanstichters te arresteren. Luitenant J.E.B. Stuart, die toen ook in Washington was, vergezelde Lee.

Tegen de tijd dat Lee ter plaatse kwam, later die nacht, had de militie Brown en zijn aanhangers vastgepind in het gebouw van de brandweer. Lee omsingelde het gebouw met zijn troepen en stuurde Stuart met een eis tot onmiddellijke overgave. Toen Brown weigerde liet Lee de mariniers het gebouw bestormen. Drie minuten later was het gevecht over. Brown werd, ernstig gewond, gevangengenomen, om enkele maanden later te worden opgehangen.

Amerikaanse Burgeroorlog

Op 18 april 1861, aan de vooravond van de Amerikaanse burgeroorlog, bood president Abraham Lincoln Lee het commando aan van de United States Army (het Noordelijke leger). Maar Lees loyaliteit aan zijn geboortestaat Virginia ging voor, dus trad hij toe tot het leger van de Geconfedereerde Staten van Amerika.

Nadat de oorlog was uitgebroken, werd hij benoemd tot commandant van alle troepen van Virginia en later als een van de eerste vijf volle generaals van de Confederatie. Hij werd militair adviseur van de Zuidelijke president Jefferson Davis, met wie hij samen op West Point had gestudeerd.

Commandant, Army of Northern Virginia

In het voorjaar van 1862 rukte het Noordelijke leger onder generaal George McClellan op van Fort Monroe naar Richmond, waarbij ze de rand van de Zuidelijke hoofdstad zouden bereiken langs de rivier de Chickahominy. Nadat generaal Joseph E. Johnston gewond geraakt was, nam Lee op 1 juni 1862 het commando over van het Army of Northern Virginia, zijn eerste gelegenheid om een leger in het veld te leiden.

Hij versterkte de verdediging van Richmond tijdens de eerste drie weken van juni en ging daarna in de tegenaanval tegen McClellan met een serie aanvallen, de Zevendagenslag. Lees aanvallen leidden tot zware Zuidelijke verliezen en zijn ondergeschikten opereerden klunzig, maar McClellan werd nerveus en trok zich terug.

Lees eerste optreden werd door zijn troepen niet positief beoordeeld en leverde hem de minder flatteuze bijnaam "Granny" (oma) Lee op. Later zou dat omslaan tot bijna-aanbidding als "Marse Robert" ("meester" Robert).

Na de terugtocht van McClellan versloeg Lee nog een Noordelijk leger tijdens de Tweede Slag bij Bull Run. Daarna viel hij Maryland binnen, in de hoop zijn voorraden te kunnen aanvullen en om de Noordelijke verkiezingen te beïnvloeden ten gunste van een einde aan de oorlog. McClellan kreeg orders van Lee in handen, die door een koerier waren verloren, en kon zo een superieure troepenmacht samentrekken bij Antietam. In de bloedigste dag van de oorlog weerstond Lee de Noordelijke aanvallen, maar hij moest zijn zwaar beschadigde leger terugtrekken naar Virginia. McClellan durfde hem niet te achtervolgen.

Lincoln was boos en teleurgesteld over McClellans falen en benoemde Ambrose Burnside tot zijn opvolger als commandant van het Army of the Potomac. Burnside gaf opdracht tot een aanval over de rivier de Rappahannock bij Fredericksburg. Vertraging bij het bouwen van bruggen over de rivier gaf Lee de gelegenheid om een sterke verdediging op te zetten. De aanval op 12 december 1862 was een ramp voor de Noordelijken.

Lincoln benoemde daarna Joseph Hooker tot commandant van de Army of the Potomac. Hooker rukte op om Lee in mei 1863 aan te vallen bij Chancellorsville, Virginia, waar hij werd verslagen door het gedurfde plan van Lee en Thomas "Stonewall" Jackson om hun (kleinere) leger te verdelen en Hookers flank aan te vallen. Het was een grote overwinning voor het Zuiden, maar de dood van Jackson, Lees rechterhand, was een enorme klap.

In juni 1863 trok Lee opnieuw de Noordelijke staten binnen, in de hoop op een Zuidelijke overwinning die het Noorden zou doen instemmen met onafhankelijkheid van de Confederatie. Zijn poging om het Noordelijke leger, dat nu werd geleid door George Meade, te verslaan bij Gettysburg faalde. J.E.B. Stuarts cavalerie was er niet, en Lee gaf zich waarschijnlijk te weinig rekenschap van de voortdurend toenemende vuurkracht van de Noordelijke wapens, vooral de artillerie. Lees beslissing tot een frontale aanval op het centrum van de Noordelijke linies – de desastreuze Pickett's Charge – op de derde dag van de slag leidde tot enorme verliezen. Lee moest zich terugtrekken, maar net als na Antietam durfden de Noordelijke generaals hem niet te achtervolgen. Lee stuurde een ontslagbrief aan zijn president Jefferson Davis op 8 augustus 1863, maar die weigerde Lee te ontslaan.

In 1864 werd generaal Ulysses S. Grant oppercommandant van het Noorden en Grant ging persoonlijk het leger tegen Lee leiden. Lees leger stuitte op Grant bij elke aanval, maar in tegenstelling tot zijn voorgangers gaf Grant niet op en stuurde zijn leger steeds weer naar voren, naar het zuidoosten, in de richting van Richmond. Tot de veldslagen in deze Overland Campagne behoren de Slag in de Wildernis, de Slag bij Spotsylvania Court House en de Slag bij Cold Harbor. Uiteindelijk wist Grant zijn leger stiekem over de rivier de James te verplaatsen en het leger van Lee in te sluiten bij Petersburg, een cruciaal spoorwegknooppunt voor de bevoorrading van Richmond. Beide zijden groeven loopgraven. Lee probeerde nog terug te keren naar manoeuvre-oorlogsvoering door Jubal Early een inval te laten doen in de Shenandoahvallei, maar Early werd verslagen door Philip Sheridan. Het Beleg van Petersburg zou duren van juni 1864 tot april 1865.

Opperste generaal

Op 31 januari 1865 werd Lee bevorderd tot opperste generaal van de Zuidelijke strijdkrachten.

Een Noordelijke poging om Petersburg in te nemen slaagde op 2 april 1865. Lee liet Richmond aan zijn lot over en probeerde zijn leger te verenigen met dat van generaal Joseph E. Johnston in North Carolina. Zijn verzwakte leger werd omsingeld door het Noordelijke leger; Lee gaf zich over aan generaal Grant op 9 april 1865 in Appomattox Court House, Virginia. Lee verzette zich tegen de oproep van sommigen om een guerrillaoorlog te beginnen. De burgeroorlog was voorbij in het Oosten.

Na de oorlog

Voor de oorlog woonde Lee in het familiehuis van zijn vrouw, waarbij ook een plantage hoorde. Maar deze plantage werd tijdens de oorlog, samen met het huis, door unietroepen geconfisqueerd en werd deel van de Arlington National Cemetery. Na 2 maanden een woning te hebben gehuurd, ging hij bij een vriend op een plantage wonen (nabij Cartersville, Virginia). In december 1882, twaalf jaar na de dood van Lee, besloot het Opperste Gerechtshof van de VS met 5 tegen 4 dat de grond waarop eerder de plantage stond, teruggegeven moest worden aan de familie. Op 3 maart 1883 verkocht de zoon van Lee, George Washington Custis Lee, zijn teruggewonnen eigendom voor $ 150.000 aan het Amerikaanse Congres.

Robert E. Lee Monument, Monument Avenue, Richmond

Tijdens zijn leven op het platteland schreef Lee aan zijn zoon dat hij het liefst de rest van zijn leven als boer zou willen slijten. Maar een paar weken later kreeg Lee het aanbod om president van het Washington College te worden (momenteel de Washington and Lee University). Deze functie begon hij op 2 oktober 1865 en vervulde hij tot zijn dood op 12 oktober 1870. In een periode van 5 jaar transformeerde Lee het ooit kleine en onbekende Washington College in een van Amerika's eerste scholen die les gaf in de vakken journalistiek, handelskennis en Spaans. Lee bedacht ook een motto voor de universiteit, een motto dat nog steeds geldt, ook voor enkele andere scholen in de omgeving. Dit motto luidde "We have but one rule, and it is that every student is a gentleman" (We hebben slechts één regel, en dat is dat iedere student een heer is/zich als een heer gedraagt). Lee trok niet alleen mannen uit het zuiden van de Verenigde Staten aan, maar ook uit het noorden.

Lee mengde zich ook in de politiek van zijn land. Lee, die tegen de afscheiding van de zuidelijke staten was geweest, bleef na de oorlog ongeveer dezelfde mening houden. Hij steunde president Andrew Johnsons plan: de reconstruction. Hij was het niet eens met de republikeinen, die gelijke rechten voor de zwarten in het zuiden eisten en beschouwde zwarten als minderwaardig. Lee was van mening dat onderwijs voor zwarten zowel goed was voor de zwarten zelf als voor de blanken. Maar hij vond het ook onverstandig dat de zwarten stemrecht zouden krijgen, iets wat veel mensen in het noorden en zwarte burgers in het zuiden wilden. Stemrecht voor zwarten zou volgens Lee "tot beschamende vertoningen leiden".

Enkele uitspraken van Lee op dit gebied (uitspraken kunnen ook zijn overgenomen uit boeken over het leven van Lee, en dus geformuleerd zijn door biografen):

  • "Every one with whom I associate expresses kind feelings towards the freedmen. They wish to see them get on in the world, and particularly to take up some occupation for a living, and to turn their hands to some work."
  • "That blacks should be educated, and ... that it would be better for the blacks and for the whites."
  • "My own opinion is that, at this time, they [black Southerners] cannot vote intelligently, and that giving them the [vote] would lead to a great deal of demagogism, and lead to embarrassments in various ways."[2]

In een interview in mei 1866 zei Lee dat radicale partijen erg schadelijk kunnen zijn. Hieronder het citaat: "The Radical party are likely to do a great deal of harm, for we wish now for good feeling to grow up between North and South, and the President, Mr. Johnson, has been doing much to strengthen the feeling in favor of the Union among us. The relations between the Negroes and the whites were friendly formerly, and would remain so if legislation be not passed in favor of the blacks, in a way that will only do them harm."[3]

Lee steunde zijn politieke vriend Alexander Stuart. Lee tekende samen met 31 andere ex-geconfedereerden een publieke brief met de volgende tekst: "The idea that the Southern people are hostile to the negroes and would oppress them, if it were in their power to do so, is entirely unfounded. They have grown up in our midst, and we have been accustomed from childhood to look upon them with kindness."[4] Er stond echter ook: "It is true that the people of the South, in common with a large majority of the people of the North and West, are, for obvious reasons, inflexibly opposed to any system of laws that would place the political power of the country in the hands of the negro race. But this opposition springs from no feeling of enmity, but from a deep-seated conviction that, at present, the negroes have neither the intelligence nor the other qualifications which are necessary to make them safe depositories of political power."[5]

Lee correspondeerde echter met Stuart, en schreef in die brieven dat hij vond dat een rustige toon en geduld beter voor de belangen van de blanke zuidelijken zouden zijn dan een harde toon. Ook verbande hij studenten die zich agressief gedroegen tegenover zwarten van zijn universiteit. Lee deed ook een aanvraag voor een pardon voor mensen die opnieuw hun trouw zwoeren aan de Verenigde Staten. Hier trad echter een fout in werking. De man die de aanvraag moest behandelen dacht dat iemand anders de aanvraag al lang behandeld moest hebben. En dacht daarom dat het desbetreffende formulier slechts een kopie was, daarom verdween de aanvraag in de la, waar hij tientallen jaren later werd terug gevonden. Lee dacht echter dat het niet ingaan op zijn aanvraag te maken had met een mogelijk strafrechtelijk vervolg van zijn acties tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog.

Lees aanvraag inspireerde vele andere zuidelijken hetzelfde te doen. In 1975 werd de aanvraag postuum goedgekeurd door het Amerikaanse Congres.

Standbeelden

In 2017 kwam Lee veel in het nieuws in verband met de vele standbeelden die van hem zijn opgericht na de oorlog, waarover controverse ontstond. Veel steden gingen over tot verwijdering van confederale monumenten in de Verenigde Staten. In Charlottesville ontstonden er protesten waarbij de derde, bekend onder de naam Unite the Right rally uit de hand liep met veel geweld en een aanslag. Opvallend hierbij is dat Robert E. Lee zelf in een brief aan David McConaughy van 5 augustus 1869 aangaf dat hij het geen goed idee vond een herdenkingsmonument op te richten op het slagveld van Gettysburg omdat deze de wonden of zweren van de oorlog openhouden.[6]

Militaire loopbaan

Trivia

  • In de afleveringen van de tv-serie The Dukes of Hazzard wordt de auto van de Dukes, een Dodge Charger 1969 RT (Road & Track), General Lee genoemd, naar Robert E. Lee.
Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Robert E. Lee op Wikimedia Commons.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.