Resolutie 1241 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Resolutie 1241 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd unaniem door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aangenomen op 19 mei 1999.

Resolutie 1241
Van deVN-Veiligheidsraad
Datum19 mei 1999
Nr. vergadering4006
CodeS/RES/1241
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
OnderwerpRwanda-tribunaal
BeslissingStemde in om een vertrekkende rechter zijn lopende zaken te laten afwerken.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1999
Permanente leden
Niet-permanente leden
 Argentinië ·  Brazilië ·  Bahrein ·  Canada ·  Gabon ·  Gambia ·  Maleisië ·  Namibië ·  Nederland ·  Slovenië
Overblijfselen van de Rwandese genocide.

Achtergrond

Toen Rwanda een Belgische kolonie was werd de Tutsi-minderheid in het land verheven tot een elite die de grote Hutu-minderheid wreed onderdrukte. Na de onafhankelijkheid werden de Tutsi verdreven en namen de Hutu de macht over. Het conflict bleef aanslepen en in 1990 vielen Tutsi-milities verenigd als het FPR Rwanda binnen. Met westerse steun werden zij echter verdreven.

In Rwanda zelf werd de Hutu-bevolking opgehitst tegen de Tutsi. Dat leidde begin 1994 tot de Rwandese genocide. De UNAMIR-vredesmacht kon vanwege een te krap mandaat niet ingrijpen.

Inhoud

De Veiligheidsraad nam nota van de brief van de secretaris-generaal met bijgevoegd die van de voorzitter van het Internationaal Tribunaal voor Rwanda.

De Raad steunde de aanbeveling om rechter Aspegren[1], eens vervangen als lid van het tribunaal, de zaken Rutaganda en Musema, die hij voor het einde van zijn ambtstermijn begon, te laten afwerken. Het tribunaal wilde die zaken voor 31 januari 2000 afronden.

Verwante resoluties

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.