Afrikaanse moerasschildpad

De Afrikaanse moerasschildpad[1] (Pelomedusa subrufa) is een schildpad uit de familie scheenplaatschildpadden (Pelomedusidae). De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Bernard Germain de Lacépède in 1788. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Testudo subrufa gebruikt. Het was lange tijd de enige soort uit het geslacht Pelomedusa.[2]

Afrikaanse moerasschildpad
Exemplaar nabij Zeerust, Zuid-Afrika.
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Testudines (Schildpadden)
Onderorde:Pleurodira (Halswenders)
Familie:Pelomedusidae (Scheenplaatschildpadden)
Geslacht:Pelomedusa (Pelomedusa's)
Soort
Pelomedusa subrufa
Lacépède, 1788
Afbeeldingen op Wikimedia Commons
Afrikaanse moerasschildpad op Wikispecies
Portaal    Biologie
Herpetologie

Uiterlijke kenmerken

Het is met een gemiddelde carapaxlengte van ongeveer 20 centimeter een middelgrote soort, maar uitschieters tot 30 cm worden aangetroffen.[3] Het schild is groen tot bruin van kleur, langwerpig en koepelvormig en de schildplaten op het midden zijn relatief groot. De kop en poten zijn lichter van kleur, groen tot grijsgroen, de snuitpunt is spits maar niet steelachtig verlengd. Mannetjes zijn van vrouwtjes te onderscheiden door een dikkere staart. Oudere mannetjes hebben een bredere kop, vrouwtjes krijgen een in de doorsnede wat breder schild. De nek is vrij lang, ongeveer de helft van het schild, en wordt bij verstoring onder de schildrand gevouwen. Ze hebben 5 nagels aan iedere poot.

Verspreiding en habitat

De Afrikaanse moerasschildpad komt voor in een groot deel van Afrika ten zuiden van de Sahara en komt voor in de landen Benin, Botswana, Kameroen, Centraal-Afrikaanse Republiek, Tsjaad, Congo-Brazzaville, Eritrea, Ethiopië, Ghana, Madagaskar, Mali, Niger, Nigeria, Zuid-Afrika, Senegal, Soedan, Swaziland, Tanzania en Togo. De habitat bestaat uit vrijwel alle tijdelijke en permanente wateren; gedurende het regenseizoen trekt de schildpad van poel naar poel, wat waarschijnlijk heeft bijgedragen aan het grote verspreidingsgebied. Als er helemaal geen oppervlaktewater meer is, graaft de schildpad holen in de modder en wacht op vochtiger tijden.

Ondersoorten

De voormalige ondersoort Pelomedusa subrufa olivacea wordt tegenwoordig als een volwaardige soort gezien; Pelomedusa olivacea. Beide soorten lijken sterk op elkaar. Pelomedusa olivacea en Pelomedusa subrufa zijn uit elkaar te houden door naar de buik te kijken. Het verschil zit voornamelijk in de pectorale (borst) schilden die bij Pelomedusa olivacea elkaar niet raken omdat de humerale (bovenarm) schilden ze blokkeren. Bij Pelomedusa subrufa raken ze elkaar wel op de "normale" manier.

Levenswijze

De soort is niet heel sterk aan water gebonden en komt er vaak uit om te foerageren en te zonnen, maar zonnen wordt door exemplaren in de meer tropische delen van het verspreidingsgebied niet gedaan, waarschijnlijk omdat het te heet wordt voor de schildpad. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit waterdieren als slakken, tweekleppigen en andere ongewervelden, maar ook kleinere amfibieën en reptielen worden gegeten. Deze soort staat bekend om het agressieve gedrag dat sommige exemplaren tonen, ook in gevangenschap. De natuurlijke vijanden zijn onder andere krokodillen. Aanvallen van deze predatoren weren ze af door in hun pantser te kruipen, dat door het scharnierende buikschild geheel gesloten kan worden. Ze kunnen ook een onwelriekend kliervocht afscheiden en hun cloaca ledigen.

Bronvermelding

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.