Papyrus 46

Papyrus 46 (Nummering van Gregory-Aland)(P46; Papyrus Chester Beatty II) is een van de oudste handschriften van het Nieuwe Testament dat bekend is, hoogstwaarschijnlijk is het ontstaan tussen AD 175-225[1].

Papyrus 46
2 Kor 11:33 - 12:9
NaamP. Chester Beatty II; Ann Arbor, Univ. of Michigan, Inv. 6238
Symbool46
BijbeltekstBrieven van Paulus met Hebreeën, 2 Tess, Past en filemon ontbreken
Datering175-225
TaalGrieks
VindplaatsCaïro, Egypte
Huidige locatieDublin, University of Michigan
PublicatieSanders, A Third Century Papyrus Codex of the Epistles of Paul
Grootte28 x 16 cm
TeksttypeAlexandrijnse tekst "vrije tekst"
Categorie1

Het maakt deel uit van de Chester Beatty Papyri.

Volgens de website Bible Research bevat het (in volgorde) "de laatste acht hoofdstukken van Romeinen; de gehele brief aan de Hebreeën; vrijwel alles van 1 Korintiërs en 2 Korintiërs; geheel Efeziërs, Galaten, Filippenzen en Kolossenzen en twee hoofdstukken van 1 Tessalonicenzen. Alle bladen zijn door verval aan de onderzijde enkele regels kwijt."[2]

Inhoud van de Papyrus

P46 Papyrus 46 bevat de meeste brieven van Paulus. Enkele bladen ontbreken, de andere bevinden zich hetzij in de Chester Beatty Library te Dublin (CB), hetzij op de Universiteit van Michigan (Mich).

Blad Inhoud Plaats
1-7 Romeinen 1:1-5:17 Ontbreken
8 Romeinen 5:17-6:14 CB
9-10 Romeinen 6:14-8:15 Ontbreken
11-15 Romeinen 8:15-11:35 CB
16-17 Romeinen 11:35-14:8 Mich.
18 (fragment) Romeinen 14:9-15:11 CB
19-28 Romeinen 15:11-Hebreeën 8:8 Mich.
29 Hebreeën 8:9-9:10 CB
30 Hebreeën 9:10-26 Mich.
31-39 Hebreeën 9:26-1 Korintiërs2:3 CB
40 1 Korintiërs 2:3-3:5 Mich.
41-69 1 Korintiërs 3:62 Korintiërs; 9:7 CB
70-85 2 Korintiërs; 9:7-einde, Efeziërs, Galaten 1:1-6:10 Mich.
86-94 Galaten 6:10-einde, Filippenzen, Kolossenzen, 1 Tessalonicenzen 1:1-2:3 CB
95-96 1 Tessalonicenzen 2:3-5:5 Ontbreekt
97 (fragment) 1 Tessalonicenzen 5:5, 23-28 CB
98-104 Inhoud onzeker (zie hieronder) Ontbreekt

Grootte van de bladen

De bladen zijn ongeveer 28 bij 16 cm en bevatten één kolom tekst met een gemiddelde breedte van 11,5 cm. Er zijn tussen de 26 en 32 regels tekst per bladzijde, maar tegen het einde neemt zowel de breedte van de regels als het aantal regels per blad toe. De regels aan de onderkant zijn beschadigd; in het eerste kwart ontbreken 1 à 2 regels; in het tweede en derde kwart ontbreken 2 à 3 regels en in het laatste kwart ontbreken tot wel 7 regels.

Onbekende inhoud

Het is duidelijk dat de zeven ontbrekende bladen aan het begin de eerste hoofdstukken van Romeinen hebben bevat. De inhoud van de zeven ontbrekende bladen aan het slot is echter niet zeker. Er was genoeg ruimte voor 2 Tessalonicenzen en mogelijk voor Filemon, maar niet voor 1 Timoteüs; 2 Timoteüs en Titus. Frederic G. Kenyon rekent voor[3] dat 2 Tessalonicenzen 2 bladen behoeft, waardoor er vijf bladen (10 bladzijden) beschikbaar zijn voor:

  • 1 Timoteüs; (8.25 bladzijden nodig bij dit papierverbruik),
  • 2 Timoteüs; (6 bladzijden nodig),
  • Titus; (3.5 bladzijden nodig) en
  • Filemon; (1.5 bladzijde nodig) - 19.25 bladzijden nodig,maar slechts 10 beschikbaar.

Leestekens

Door heel Romeinen, Hebreeën en in de laatste hoofdstukken van eerste brief van kleine en dikke streepjes of punten, meestal is men het er over eens dat deze eerder van een lezer afkomstig zijn dan van degene die het manuscript vervaardigd heeft, want de gebruikte inkt is bleker dan de inkt van de tekst zelf.[4] Deze lijken de tekst op een zinvolle wijze in te delen (te vergelijken met de hedendaagse indeling in hoofdstukken en verzen) en worden ook gezien in gedeelten van Papyrus 45, waarschijnlijk waren beide codices in gebruik in dezelfde gemeenschap.

Herkomst

De herkomst van Papyrus 46 is onbekend. De Chester Beatty papyri, waar het toe behoort, zijn waarschijnlijk aanvankelijk in handen gekomen van illegale handelaren. Daardoor zijn de omstandigheden rond de vondst en de vindplaats niet duidelijk. Volgens één verslag werden ze gevonden in kruiken bij een koptische begraafplaats bij de ruïnes van de antieke stad Atfih of Aphroditopolis, (zie Lijst van steden van het oude Egypte). Andere theorieën stellen dat de verzameling werd gevonden bij Faium en niet bij Aphroditopolis, of dat de vindplaats een christelijke kerk of klooster was en niet een begraafplaats. De papyri werden door Alfred Chester Beatty gekocht, naar wie de manuscripten zijn genoemd.

De vondst van de papyri werd bekendgemaakt op 19 november 1931, terwijl in de tien jaar daarna nog meer bladen zouden opduiken. Frederic G. Kenyon liet tussen 1933 en 1958 de handschriften uitgeven in een werk in acht delen The Chester Beatty Biblical Papyri: Descriptions and Texts of Twelve Manuscripts on Papyrus of the Greek Bible. De papyri worden meestal gecatalogiseerd als P. Chester Beatty gevolgd door een Romeins cijfer tussen de I-XII, een voor ieder manuscript.[5][6] Na de ontdekking in Caïro, werd Papyrus 46 door een handelaar in stukken verdeeld. Chester Beatty wist in 1930 tien bladen te bemachtigen, Michigan verkreeg er zes in 1931 en 24 in 1933. Beatty kocht er nog 46 in 1935. Zijn aankopen maken nu deel uit van de Chester Beatty Papyri, die bestaan uit elf codices met Bijbelgedeelten.

Datering

Het manuscript wordt in het algemeen vroeg in de derde eeuw gedateerd.[7]. Young Kyu Kim bepleit een nog vroegere datum rond AD 80.[8] Griffin bekritiseert en bestrijdt Kims datering.[1] Hij plaatst de meest waarschijnlijke datum tussen AD 175-225, met een "95% betrouwbaarheidsinterval voor een datum tussen AD 150-250[9]

Op gelijke wijze laten Comfort and Barrett[10] zien dat Papyrus 46 P46 een aantal eigenschappen gemeen heeft met de volgende:

  • P. Oxy. 8 (toegeschreven aan de late eerste en vroege tweede eeuw;
  • P. Oxy. 841 (de correctie kan niet later gedateerd worden dan AD 125–150;
  • P. Oxy. 1622 (met overtuiging te dateren tot boot AD 148, waarschijnlijk gedurende de regering van keizer Hadrianus [117–138], gezien de tekst van het document op de achterzijde (verso)),
  • P. Oxy. 2337 (toegeschreven aan de late eerste eeuw),
  • P. Oxy. 3721 (toegeschreven aan de tweede helft van de tweede eeuw),
  • P. Rylands III 550 (toegeschreven aan de tweede eeuw) en
  • P. Berol. 9810 (vroeg in de tweede eeuw).

Zij trekken hieruit de conclusie dat dit op een datum voor Papyrus 46 , P46 wijst rond het midden van de tweede eeuw.

Volgens Aland is er sprake van wat hij een vrije tekst noemt.[11]

Zie ook

Noten

  1. Griffin, B (1996), "The Paleographical Dating of P-46"
  2. Michael Marlowe, Papyrus 46
  3. F.G. Kenyon, The Chester Beatty Biblical Papyri. III.1 Pauline Epistles and Revelation. Text, London: E. Walker, 1934
  4. H.A. Sanders, A Third Century Papyrus Codex of the Epistles of Paul, (Ann Arbor, 1935), p17
  5. F.G. Kenyon, The Chester Beatty Biblical Papyri: I. General Introduction, (London: E. Walker), 1933, p5
  6. C.H. Roberts, Manuscript, Society and Belief in Early Christian Egypt, p7
  7. B.F. Harris, Papyi and Ostaca in New Bible Dictionary (1982), p. 875
  8. Kim, YK (1988), "Palaeographical Dating of P46 to the Later First Century," Biblica, 69, p.248
  9. See email from Griffin added in 2005 to Griffin's 1996 paper.
  10. Comfort, Philip W and Barrett, David P (2001) 'The Text of the Earliest New Testament Greek Manuscripts', Wheaton, Illinois: Tyndale House Publishers Incorporated, bladzijde 204-206.
  11. Kurt en Barbara Aland, Der Text des neuen Testaments; DBG,1982, bladz103
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.