Oud-Griekse architectuur

Historisch inzicht

De pre-helleense architectuur

Ondanks de grootscheepse opgravingen van Schliemann en Evans blijft onze kennis van de Minoïsche en Myceense architectuur relatief beperkt (Mycene).

Knossos

Knossos was een complex paleis op Kreta met meerdere verdiepingen. Op de bovenverdiepingen bevonden zich de woonvertrekken. Lager gelegen waren de werkplaatsen, voorraadkamers en de vertrekken van de bedienden. Strikt genomen hoort Knossos niet tot de Griekse architectuur, maar tot de Minoïsche.

Archaïsche periode

De monumentale bouwkunst ontwikkelde zich in het oude Griekenland vanaf de 8e en de 7e eeuw v.Chr. door de bouw van tempels voor de goden, aanvankelijk met lemen of bakstenen muren, maar zuilen, dak- en balkwerk van hout. Tegen het einde van de 7e eeuw veranderden de elementen van de houtbouw in steen, en werden ook geleidelijk kostbaardere steensoorten als kalksteen en marmer gebruikt. In het midden van de 6e eeuw had op het vasteland en in de Magna Graecia de "Dorische", op de kust van Klein-Azië de "Ionische stijl" een zodanige canonieke vorm aangenomen, dat men sindsdien terecht van een Dorische en Ionische bouworde kan spreken.

Klassieke periode

Tijdens de klassieke periode ontwikkelden bij beide stijlen de vormen en proporties zich tot een weergaloze perfectie, die in de 5e eeuw v.Chr. haar hoogtepunt bereikte in de Zeustempel van Olympia, en in de Parthenon, het Erechtheion en de Nikè-tempel van de Atheense Akropolis. Sinds de 4e eeuw werd de Dorische stijl nog slechts zelden toegepast, terwijl de Ionische een heropbloei beleefde in onder meer de nieuwe Artemistempel van Ephese, het Mausoleum van Halicarnassus, en de Athenatempel van Priëne.
Sinds de 6e eeuw v.Chr. verrezen naast tempels ook veel monumentale bouwwerken voor profane doeleinden. Onder toepassing van de voor tempels gebruikelijke bouworden ontwikkelde deze profane bouwkunst eigen vormen, afhankelijk van de functie van de gebouwen zelf. De Griekse architecten hebben op dit terrein indrukwekkende prestaties geleverd met de bouw van propyleeën, theaters en odeions, gymnasia en stoa's (of overdekte zuilenhallen), die weldra een wezenlijk bestanddeel van de Griekse steden zouden uitmaken.
Het Korinthische kapiteel zou op het einde van de 5e eeuw bedacht zijn door de beeldhouwer Callimachus, waaruit de Korinthische bouworde ontstond, in de grond niets anders dan een variant van de Ionische. Het Korinthische kapiteel werd voor zover bekend voor het eerst door Ictinus gebruikt in het interieur van de Apollotempel te Bassae, maar in de tweede helft van de 4e eeuw verscheen hij steeds vaker aan de buitenkant van nieuwe bouwwerken.
De Griekse tempelbouw rekent men tot een vorm van stapelbouw omdat de verschillende bouwonderdelen geleidelijk aan op elkaar gestapeld worden om tot een bouwwerk te komen. Dit heeft beperkingen voor de afstand tussen de zuilen omdat de lengte van de architraaf die aan buigspanningen (trek en druk) onderworpen is, beperkt moet worden. De Romeinse tempelarchitecten introduceerden daarna de boog en de koepel om grotere overspanningen te bereiken.

Hellenistische en Romeinse periode

Later

Samen met de Romeinse architectuur wordt de Griekse bouwkunst weer herontdekt, eerst in de Renaissance en later in het Classicisme. Minder algemeen bekend is de invloed van de Griekse bouwkunst op de eigentijdse stedenbouw. De zogenaamde gridsteden als Barcelona, Manhattan, Chicago en vele andere steden zijn vaak bewust geïnspireerd op het schaakbordpatroon van de oude Ionische steden als Milete en Priëne.

Enkele technische aspecten

Grondplan

Het klassieke tempelplan heeft zich ontwikkeld uit het "megaron" (een vierkant woonvertrek) waarvan de zijmuren aan de voorkant verlengd werden met anten; als tussen deze anten dan nog zuilen staan (bij voorkeur een even aantal), krijgt men de oervorm van een klassieke tempel: een antentempel [A], of een dubbele antentempel [B].

Plattegrondschema's van de klassieke tempeltypen

Andere mogelijkheden:

  • de prostylos [D] heeft vrijstaande zuilen aan de voorgevel, de amphiprostylos [E] aan de voor- en achtergevel.
  • de peripteros [G] is volledig omgeven door een vrijstaande zuilenrij, de dipteros [F] zelfs door een dubbele zuilenrij.
  • de pseudoperipteros [H] is in feite een amphiprostylos met halfzuilen tegen de zijmuren (zeldzaam).
  • de pseudodipteros [I] is een pseudoperipteros die nog eens door een vrijstaande zuilenrij is omgeven.

De Grieken kennen ook de tholos of rondtempel [C], die lijkt terug te gaan op de prehelleense koepelbouw (vb. het "Schathuis van Atreus" te Mycene)

Verhoudingen (lengte/breedte)

  • Aanvankelijk (Archaïsche periode): zéér grote lengte / geringe breedte (vb. Heratempel te Olympia)
    Evolutie: naar lengte = 2 x breedte (Klassieke periode)
  • Het aantal zuilen in de breedte (een even getal in de klassieke periode) bepaalt het plattegrond-type: we onderscheiden tetrastyle (4 zuilen), hexastyle (6 zuilen), octostyle (8 zuilen) en decastyle (10 zuilen) tempels (...?) [vb. de Parthenon is een octostyle Dorische peripterus]
  • Het aantal zuilen in de lengte is in de regel: (2 x het aantal zuilen in de breedte) + 1

Optische correcties

Optische correcties (overdreven getekend)

Optische correcties worden soms in de Dorische orde toegepast, vooral bij tempels van grotere afmetingen (bijv. het Parthenon).

  • Om te verhinderen dat de hoekzuilen té ver afgezonderd en té dun zouden schijnen (onder invloed van het meestal "harde" Griekse zonlicht) staan ze niet zo ver van elkaar als de andere zuilen, en zijn ze (haast onmerkbaar) iets dikker dan de andere zuilen.
  • Om de optische indruk te vermijden dat de zuilen "naar buiten hellen" (onder invloed van het kikvorsperspectief) liet de architect ze lichtjes naar binnen hellen.
  • Om de optische indruk van het "doorbuigen" tegen te werken, werden de horizontale lijnen lichtjes convex uitgetekend.
  • Om de overdreven "lengte-indruk" te vermijden staan de zuilen aan de zijgevels dichter bij elkaar dan die van de voorgevel.

Gebouwen

Griekse huizen

De meeste rijken hadden vloeren met mozaïek, de vloeren van de armere bevolking bestond uit aangestampte aarde. Mozaïek is een Griekse uitvinding. De muren waren gepleisterd en hadden soms vrolijk gekleurde wandtapijten die gemaakt waren door de vrouwen des huizes. Bij de rijken werden de muren weleens geschilderd door een decorschilder. Reeds in die tijd werd er veel in perspectief geschilderd.

In een Grieks huis waren verschillende delen te onderscheiden:

  • de opslagplaats
  • de keuken
  • het mannenverblijf, ook andron genoemd
  • het vrouwenverblijf of gynaeceum
  • de badkamer
  • de slaapkamer

Een huis werd ook gebouwd rond de binnenplaats waar een waterput, waterbak of altaar voor Hestia (godin van de haard) stond. Men gebruikte materialen zoals opgedroogde lemen stenen. Het was ook mogelijk twee verdiepingen te maken. De ramen waren hoog, voornamelijk tegen het stof, de hitte en de dieven. De andron was aan de voorkant gelegen en diende ook als ontvangstruimte. Iedereen kon er in en uit lopen. Het vrouwenverblijf was daarentegen verder achter in het huis en moeilijker te bereiken. De kinderkamers en de slavenverblijven grensden ook aan het gynaeceum.

Staatsgebouwen

Er waren drie soorten regeringsgebouwen:

  • De bouleuterion. Deze diende om in te vergaderen. Er waren zo'n 500 zitplaatsen voor de boulè (de raad van 500). De zitplaatsen waren uit steen gehouwen.
  • Het Oude Bouleuterion. Deze diende als opslagplaats voor de officiële verslagen en staatsdocumenten.
  • De tholos. Hier vond men de Prytanen terug, de mensen die in de Tholos leefden en toezichters waren op het gebruik van de gestandaardiseerde maten en gewichten. Er waren tafels en bedden, de keuken en de wc was achteraan.

Tempels

De Griekse tempels hadden allemaal ongeveer dezelfde plattegrond. Bij de ingang was er de grote zaal. Daarachter was de naos, daar stond het standbeeld van de god en bij de ingang stond het altaar. Daar kon iedereen het zien. Achter de naos was nog een klein kamertje waar de heilige vaten en gewaden opgeborgen waren. In en om de tempel waren zuilen. Hoe die eruitzagen hing af van de cultuur. Die van de Doriërs waren nogal vierkantig/hoekig. Bij Ioniërs waren de kopstukken gekruld en de Korinthiërs hadden er ook tamelijk vierkantige maar met heel fijne versiering. Er was ook veel versiering zoals fresco's, friezen en standbeelden die ook in felle kleuren geschilderd waren.

Voorbeelden

Theater van Epidauros

Enkele voorbeelden van de Oud-Griekse architectuur zijn onder andere:

Zie ook

Zie de categorie Oud-Griekse architectuur van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.