Nijmeegs

Het Nijmeegs (eigen naam Nimwaegs of Nimweegs) is het stadsdialect van de Nijmeegse volksklasse. Het behoort in principe tot de Zuid-Gelderse dialecten maar wijkt, doordat het de afgelopen eeuw sterk naar het Standaardnederlands is toegegroeid, zeer sterk van de dialecten uit de omgeving af.

Kiosk in de Nijmeegse binnenstad met een naam in het dialect. Hier zijn duidelijk de umlaut in verkleinwoorden en de verstemlozing van fricatieven in te zien

Plaatsbepaling en kenmerken

Zoals gesteld ligt Nijmegen in het Zuid-Gelderse taalgebied; het Nijmeegs maakt deel uit van een groep dialecten die tot het Nederfrankisch behoren. Ze worden van het Limburgs onderscheiden doordat ze slechts minimaal zijn beïnvloed door de Keulse expansie, en van het Brabants door het ontbreken van de diftongen (ij en ui) die met de Brabantse expansie over een groot deel van Nederland verspreid zijn. Verder ligt Nijmegen nog net ten westen van de Diest-Nijmegenlinie, dat wil zeggen buiten het gebied waar woorden als oud en goud als alt resp. gold worden uitgesproken; het Nijmeegs heeft dus noch de l in de clusters ld en lt bewaard, noch de tegenstelling ou-au. De ee wordt, zoals in het Limburgs en Noord-Limburgs[1], vaak als ae [ε:] gerealiseerd. Er treedt klinkerverkorting (uü, eei) of umlaut (ooeu, oö) op in de vorming van verkleinwoorden. Het verkleinwoord zelf krijgt het achtervoegsel -(s)ke. Dus bijv. bruurbrürke, roosreuske, molmölleke. Soortgelijke verschijnselen treden op in het Limburgs, het Oost-Brabants en het Achterhoeks (in de wijde omgeving van Nijmegen dus).

Andere typische kenmerken van het Nijmeegs zijn het ontbreken van de slot-t in medeklinkerclusters, het als ao realiseren van wat elders aa is (haos, straot), oeur in plaats van aar (kiek doeur), diftongering van oo richting ou en een algemene tendens om klinkers te veranderen en tegelijk te verkorten t.o.v. het Standaardnederlands. Ook hun als onderwerp is in het Nijmeegs vrij gebruikelijk.

Verschillen met de dialecten uit de omgeving

Spaarzame teksten uit de negentiende eeuw geven aan dat het Nijmeegs veel meer dan nu in die dagen op de dialecten uit de omgeving leek. Dit Nijmeegs werd trouwens tot diep in de twintigste eeuw nog door ouderen gesproken maar is inmiddels vervangen door een ander, veel Nederlandser Nijmeegs. Net als in veel andere stadsdialecten zijn ook in het hedendaagse Nijmeegs invloeden uit het Turks en het Berbers hoorbaar. Het Surinaams en Papiamento hebben geen grote invloed op het Nijmeegs gehad, omdat de Antilliaanse en Surinaamse gemeenschappen in Nijmegen relatief klein zijn.

Onderzoekers van het dialect spreken van Oud- en Nieuw-Nijmeegs. De belangrijkste verschillen zijn:

  • De uu en ii zijn vervangen door varianten op de Standaardnederlandse ij en ui: halfopen monoftongen èè en öö (zoals in het Haags). Dit geldt althans voor de meeste woorden; enkele woorden, zoals uut (uit), hebben hun oude uitspraak behouden.
  • De persoonlijke voornaamwoorden gij en gullie zijn verdrongen door jij en jullie. Volgens onderzoek hoort men de oudere vormen nog een enkele keer bij ouderen; typisch zijn ze zeker niet (zelfs voor de oudere generatie).
  • De stemhebbende fricatieven v, z en g zijn verstemloosd naar f, s en ch (zoals ook in het Amsterdams). Dit is niet zo typisch voor de omgeving, en tevens het belangrijkste kenmerk waardoor het Nijmeegs zich van het Arnhems onderscheidt.
  • De combinatie aor (corresponderend met Ndl. aar) onderging umlaut en veranderde in äör (zoals in een hele reeks andere stadsdialecten: het Zutphens, het Deventers en het Zwols; steeds komt het alleen in de stad voor, als gevolg van de brouwende r die daar gebruikelijk is).
  • De woordenschat vervlakte door Nederlandse invloed.

Opmerkelijk is dat twee van deze veranderingen niet verklaard kunnen worden uit invloed van het Standaardnederlands omdat ze zich er juist verder van af bewogen, namelijk de verstemlozing van fricatieven (leese, sien, feel) en de verandering van aor in äör. Door deze laatste eigenaardigheid kan het Nederlandse foneem /a:/ in het Nijmeegs nu op vijf manieren worden gerealiseerd: "De graaf staart maar naar de staart van het paard" wordt De graof stäört mar näör de stert van 't peerd. De /a:/ uit het Nederlands kan in het Nijmeegs dus terugkomen als [ɒ:], [œ:], [ɑ], [ε] en [e:].

Sociolinguïstische aspecten

Vroeger werd het Nijmeegs door alle autochtone Nijmegenaren gesproken. Sinds de late negentiende eeuw kwam daar echter in snel tempo verandering in: de hogere klassen gingen over op het Nederlands. Opmerkelijk is hoe snel ook de lagere klassen de kenmerken van het Nederlands overnamen, ondanks de excentrische ligging van de stad (normaal zijn het de plaatsen in de Randstad of omgeving die het snelst hun taal zien vernederlandsen). Nijmegen is als stad zeer naar de buitenwereld gericht; het is een universiteitsstad en trekt ook wat betreft de werkgelegenheid zeer veel mensen van buitenaf aan. Hierdoor is het typisch Nijmeegse dialect zeer sterk onder druk komen te staan. Een andere belangrijke factor was het bombardement op Nijmegen van 1944, waarbij een groot deel van de oude binnenstad verdween. Dit had indirect ook tot gevolg dat het Nijmeegse stadsdialect sterk nivelleerde.

Het Nijmeegs wordt verder, ook door zijn sprekers zelf, over het algemeen laag gewaardeerd. Sommigen betogen dat de waardering net zo laag is als die voor de dialecten uit de Randstad.

Cultuur

In Nijmegen zijn er, ondanks de lage status van het Nijmeegs, toch vrij veel opschriften in dit dialect. Er verschijnen stukjes in het Nijmeegs in de plaatselijke kranten en er zijn voorstellingen waarin de taal van de volksbuurten wordt gebezigd. Nijmegen kende tevens een volkszanger die in het Nijmeegs zong: Graodus fan Nimwegen. Ook wordt elk jaar het Nimweegs Dictee georganiseerd waar Nijmegenaren strijden om de 'Groadus van Nimwegen Bokaal'. In 1980 en 1980 verscheen er door Wim Janssen twee boeken waar het Nijmeegs dialect wordt weergegeven in liederen en verhalen geïllustreerd met fotos' afkomstig van het Gemeente archief Nijmegen en illustraties van Leo van Stijn over het Nijmeegs verleden.

Nijmeegse woorden

  • Nuilen (zeuren)
  • Snol(snoep)
  • Spiense (gluren)
  • Schume (zoeken)
  • Schuumke ( Schuimpje, onverzorgd iemand )
  • Stiep (Fietsstandaard)
  • Zeiklim (Mier)
  • Lusepote (Lucifers)
  • Mullemert (Knikker)
  • Makke(Ziek)
  • Lofi (Geld)
  • Stuver - Stuiver
  • Kadee (Prostituee)
  • Toet - Zak(je)
  • Buis (Dronken)
  • Staon - Staan
  • Rukske -Rokje/Rok
  • Schuumspaon - Schuimspaan
  • Piluir - Pilaar
  • Boks - Broek
  • Menneke - Jongetje

Bronnen en verwijzingen

  • Berns, J. 2002: Zuid-Gelderse dialecten. ['Taal in stad en land' 13], p. 30-34
  • Roeland van Hout, Jan Roelofs, Leo van Stijn. 2006: "Kie(k) däör, wà räör". ['Woordenboek van het Nimweegs dialect']

Voetnoten

  1. Het Noord-Limburgs vormt, ondanks zijn naam, een taalkundige eenheid met het Zuid-Gelders
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.