Nicolas Antoine van Arberg

Nicolas Antoine van Arberg (Nijvel, 20 juli 1736 - Brussel, 17 september 1813) (ook: Nicolaas Antonius van Arberg of d'Arberg), uit de adellijke familie Van Arberg (niet te verwarren met de prinselijke familie van Arenberg), was een militair bevelhebber en hoveling bij de gouverneurs-generaal in de Zuidelijke Nederlanden.

Familiewapen
van Arberg

Afstamming en familie

D'Arberg was de zoon van graaf Nicolaas Maximiliaan van Arberg (1691-1767) en zijn tweede vrouw gravin Henriette du Han de Martigny (1710-1742), die een jeugdvriendin was van landvoogd Karel van Lotharingen. Ze stierf in het kinderbed toen ze haar negende kind ter wereld bracht.

Verschillende van de broers van Nicolas werden officier, terwijl zijn broer Charles priester werd en bisschop van Ieper.

Militair

Op zijn dertiende werd Nicolas ingelijfd in het regiment dat toebehoorde aan zijn oom Charles-Antoine d'Arberg. Drie jaar later was hij kapitein en nam hij deel aan de Zevenjarige Oorlog tegen Pruisen. In 1756 was hij in Bohemen, in april 1757 vocht hij bij Praag, twee maanden later nam hij deel aan de veldslag van Kolin en in september aan die van Holzberg. In november veroverde hij aan het hoofd van zijn troepen Schmiedefeld, wat mee leidde tot de inname van Breslau.

Hij was 22 toen hij tot majoor werd bevorderd. In 1762 was hij luitenant-kolonel, in 1773 kolonel-bevelhebber in het regiment van de prins de Ligne, en in 1773 generaal-majoor. Van 1776 tot 1779 was hij militair bevelhebber van Bergen.

In 1779 verwierf hij het dragonderregiment de Saint-Ignon in eigendom en herdoopte het tot een nieuw regiment d'Arberg. In 1784 werd hij veldmaarschalk. Hij werd tweede in bevel over alle troepen in de Oostenrijkse Nederlanden, onder het opperbevel van graaf Richard d'Alton.

In de prerevolutionaire periode van 1787-1788 werkte Arberg zich in de belangstelling door het oplossen van de opstand van de seminaristen van het jozefitisch seminarie in Leuven. Begin 1787 omsingelde hij het seminarie met 4.000 soldaten, maar toen hij de discussie aanvatte met een delegatie van de opstandelingen, liet hij zich door hun argumenten overtuigen en trok zijn troepen terug. Dankzij zijn behendigheid, werd de opstand beëindigd.

Door het toegenomen krediet dat hij had verworven, werd hij door de keizer benoemd tot grootbaljuw van Henegouwen, voornaamste functie in deze provincie. Hij ontmoette er vijandigheid want hij kwam er in opvolging van de zeer populaire en aan de kant geschoven hertog Engelbert van Arenberg. Het kwam tot een regelrechte opstand vanwege de provinciale staten die weigerde de belastingen goed te keuren en ook vanwege de bevolking tegen de wijzigingen die de keizer wilde opleggen. Die was daarover zo woedend dat hij de Staten ontbond en alle macht aan de hoogbaljuw toevertrouwde. Dit moest onafwendbaar op revolutie uitmonden.

Toen die revolutie in 1789 uitbrak, kreeg Arberg opdracht om met zijn troepen naar Gent op te rukken om de aanval van de patriotten af te slaan. Vanuit het Spanjaardenkasteel liet hij de stad beschieten, maar hij kon niet verhinderen dat de Vier Dagen van Gent een nederlaag voor de Oostenrijkers werden. In de nacht van 16 op 17 november 1789 vertrok hij met zijn troepen uit Gent. Ondanks de inspanningen die hij had geleverd, waarbij hij zelf gewond was geraakt, viel hij in ongenade bij de keizer. Hij werd verzocht zich uit legeractiviteiten terug te trekken en verkocht dan ook zijn regiment aan graaf de Baillet-Latour.

Het werd een moeilijke tijd voor Arberg. Hij was met zijn troepen moeten wijken tot in Aarlen. Zijn vrouw was op de vlucht met de vijf minderjarige kinderen. Zijn kasteel in Woelingen werd geplunderd. Hij nam zijn intrek in het kasteel van zijn broer de bisschop en alhoewel hij niet meer in dienst stond van de keizer, werd hij in mei 1790 door de Belgische patriotten opgepakt.

Na de terugkeer van de Oostenrijkers in 1790 werd hem het hoogbaljuwschap niet meer teruggegeven. Bij de tweede terugkeer van de Oostenrijkers in 1793 werd hij volledig genegeerd. Toen de Oostenrijkse Nederlanden in de Franse republiek werden ingelijfd, leefde hij teruggetrokken op zijn kasteel van Woelingen. Onder het keizerrijk zou hij zijn lot en dat van zijn familie volledig aan keizer Napoleon verbinden.

Hoveling

Vanaf 1768 deed Arberg zijn intrede aan het Hof in Brussel waar hij kamerheer werd, erefunctie die hem, net zoals aan zijn vader en grootvader, werd toebedeeld.

In 1785 kreeg hij de derde belangrijkste functie, die van 'grootmeester der keukens'. De volledige intendentie die te maken had met het voeden van een uitgebreide hofhouding viel hiermee onder zijn bevoegdheid.

Na de eerste terugkeer van de Oostenrijkers in 1791 kreeg hij een iets minder prestigieuze maar belangrijke functie aan het Hof, die van 'grand écuyer', waarbij het hofpersoneel onder hem ressorteerde. Bij de tweede terugkeer van de Oostenrijkers in 1793 werd hij helemaal aan de dijk gezet.

Vrijmetselaar

Nicolas d'Arberg werd in 1763 lid van de loge 'La Parfaite Harmonie' in Bergen, waarvan markies François de Gages in 1765 de achtbare meester werd.

In 1770 werd de Gages door de Engelse grootloge aangesteld tot provinciaal grootmeester van de loges in de Oostenrijkse Nederlanden en Arberg werd zijn substituut-grootmeester. De archieven tonen aan dat hij, omwille van zijn talrijke bezigheden, zelden op logebijeenkomsten aanwezig was. In 1773 diende hij ontslag in en werd hij ere-substituut-grootmeester.

Heer van Helmond en Elsloo

D'Arberg was heer van Helmond van 1767 tot 1781 en heer van Elsloo van 1767 tot 1813.

In 1767 werd hij, door een gift onder levenden vanwege zijn vader, heer van Helmond. Op 17 april 1768 deed hij zijn blijde intrede en ontving hij vanwege zijn onderhorigen een bedrag van 500 ponden als welkomstgeschenk.

Nicolas beschouwde zijn heerlijkheid alleen als inkomstenbron, want hij kwam nooit in Helmond verblijven. Het kasteel takelde af en werd overladen met hypotheken voor leningen die andere schulden moesten vereffenen. De inkomsten gingen sterk achteruit en toen in 1778 ook de hoge jurisdictie werd afgenomen en Arberg verwikkeld geraakte in een jarenlang proces hierover met de procureur-generaal in Den Haag, verkocht hij in 1781 de heerlijkheid Helmond aan Carel Frederik I Wesselman, een rijke Hollandse patriciër en muntmeester in Utrecht.

Toen in Elsloo in 1794 de Fransen arriveerden werd het ancien régime afgeschaft en verloor Nicolas ook daar het merendeel van de heerlijke rechten, hoewel hij op het kasteel nog kwam verblijven.
In 1818 werd het Kasteel Elsloo verkocht aan de familie De Geloes.

Prinses van Stolberg

Arberg trouwde op 6 november 1774 met de twintig jaar jongere prinses Françoise van Stolberg-Gedern (26 juni 1756 - 1836) die afstamde van Juliana van Stolberg. Haar vader was prins Gustave van Stolberg (1722-1757) die in 1757 in de slag bij Leuthen sneuvelde. Hij had zijn weduwe, Elisabeth de Hornes (1733-1825) en hun vier dochters zonder veel bezittingen achtergelaten. Keizerin Maria Theresia nam de dochters onder haar bescherming en verleende aan drie onder hen een prebende van kanunnikes aan het kapittel van Sainte-Waudru in Bergen.

Door dit huwelijk werd Arberg de schoonbroer van de Engelse troonpretendent Charles-Edward Stuart (1720-1788), in 1772 getrouwd met Louise van Stolberg, en van Charles, hertog van Berwick (1752-1787) die in 1771 met Caroline van Stolberg was getrouwd.

Françoise de Stolberg werd hofdame bij de aartshertogin en landvoogdes Christine van Saksen-Teschen (dochter van keizerin Maria Theresia en zus van de koningin van Frankrijk, Marie Antoinette). De ervaring die ze daar opdeed was haar zeer behulpzaam toen ze een van de belangrijkste hofdames van keizerin Joséphine werd. Ook na de echtscheiding met Napoleon, bleef ze Joséphine trouw tot aan die haar dood in 1814.

Vanaf de Franse tijd leefde het echtpaar Arberg grotendeels gescheiden: hij in Brussel en Woelingen, zij in Parijs en het kasteel Malmaison.

De kinderen Arberg

Het echtpaar kreeg vijf kinderen:

  • Charles Philippe Alexandre, graaf van Arberg en Valangin (Bergen, 1776 - Brussel[1], 18 mei 1814) werd kamerheer van keizer Napoleon en kapitein van het ordonnanceleger, nadat hij zich tijdens de veldslag van Tilsit had onderscheiden. Hij werd met verschillende gevoelige opdrachten belast. In 1808 moest hij als gouverneur waken over de prinsen van het Spaanse huis van Bourbon, die verplicht resideerden in het kasteel van Valençay, behorende aan Talleyrand. Zijn laatste opdracht was om als prefect het opstandige Bremen te bedwingen. Toen hij stierf was hij niet getrouwd maar had hij twee zoons van zijn minnares Marie-Louise Chorn (1771-1862). Zijn dood kwam zo onverwacht dat hij niet de tijd had zijn toestand in regel te brengen en de twee jongens te erkennen. Ze zouden later, in het Belgisch koninkrijk, de ene als 'ridder van Saint-Charles', de andere als 'ridder van Neuchâtel' in de adelstand worden opgenomen.
  • Louise Caroline van Arberg (1779-1852) was hofdame aan het Franse keizerlijk hof. Met een keizerlijke bruidsschat begiftigd, trouwde ze in 1805 met generaal Dominique Klein (1762-1845) die comte de l'Empire werd en tot de vertrouwelingen van Napoleon behoorde. Onder het herstelde koninkrijk werd hij pair van Frankrijk.
  • Félicité Caroline Honorine van Arberg (1783-1860) was eveneens hofdame en kreeg ook een keizerlijke bruidsschat, om te trouwen met George Mouton de Lobeau (1770-1838), comte de l'Empire en maarschalk van Frankrijk, die onder het koninkrijk hoofd werd van de Garde Nationale in Parijs. Zijn naam ging onder meer de geschiedenis in omdat hij voor het eerst de spuiten van de brandweer inzette tegen manifestanten.
  • Josephine van Arberg (1786-1838) die ongehuwd bleef.
  • Gustave van Arberg (1787-1791).

Literatuur

  • Baron GUILLAUME, Nicolas-Antoine, comte d'Arberg et de Valangin, in: Biographie nationale de Belgique, T. I, Brussel, 1866, col. 362
  • Baron GUILLAUME, Charles-Antoine d'Arberg, in: Biographie nationale de Belgique, T. I, Brussel, 1866, col. 361
  • G. GUILLAUME, Histoire des régiments nationaux belges pendant la guerre de sept ans, Brussel, 1854
  • Annuaire de la Noblesse du royaume de Belgique, Brussel, 1854.
  • G. GUILLAUME, Histoire des régiments nationaux des Pays-Bas au service d'Autriche, Brussel, 1877
  • Jean GRELLET, La Maison d'Arberg en Flandre, in: Musée neuchâtelois, 1879, bvlz. 193-195.
  • A. SASSEN, De heren van Helmond, Helmond, 1882
  • Jean GRELLET, Descendance de la Maison de Neuchâtel, Neuchâtel, 1889.
  • J. J. M. HERREN, Biografisch Woordenboek van Helmond, Helmond, 1920
  • L. PERNEEL, Karel Alexander van Arberg, XVIIIe bisschop van Ieper, in: Standen en Landen, Brussel, 1968, blz. 107-144.
  • Olivier CLOTTU, La maison d'Arberg-Valangin en Belgique, in: Archives héraldiques suisses, Annuaire, 1985
  • Andries VAN DEN ABEELE, De Brugse vrijmetselaarsloge 'La Parfaite Egalité'. Een tip van de sluier opgelicht, in: Driemaandelijks tijdschrift van het Gemeentekrediet van België, 1985
  • Andries VAN DEN ABEELE, In Brugge onder de Acacia. De vrijmetselaarsloge 'La Parfaite Egalité' en haar leden, Brugge, 1987.

Noten

  1. in de Biographie nationale wordt Parijs als plaats van overlijden gegeven
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.