Louis Antoine de Saint-Just

Louis Antoine Léon de Saint-Just (Decize, 25 augustus 1767Parijs, 28 juli 1794) was een jonge, koelbloedige, bevlogen, consequent of uitermate fanatiek politicus, die acht maanden na zijn eerste optreden in de Nationale Conventie werd benoemd in het regeringscomité en daarmee een van de hoofdfiguren werd tijdens de Franse Revolutie en in het bijzonder van het Schrikbewind. Hij zou als coauteur binnen enkele weken een nieuwe constitutie, de Franse Grondwet (1793), een compleet hervormingsplan voor het leger en een nieuw onderwijsstelsel hebben ontworpen[1], maar werd op 26-jarige leeftijd onthoofd. Van hem kwam de uitspraak dat niet de gevangenissen vol moesten zijn, maar de kerkhoven vol moesten liggen en de revolutie enkel zou slagen in een zee van bloed.[2]

Louis Antoine Léon de Saint-Just

Biografie

Saint-Just groeide op in de Nivernais als zoon van Léon Saint-Just, een cavalerieofficier en de dochter van een welgestelde notaris. Hij werd ondergebracht bij een oom. In 1776 verhuisde de familie naar Blérancourt in Picardië, waar zijn vader na een jaar overleed. Het is niet erg duidelijk of Louis bij de oratorianen in Soissons op school ging. In 1786 liep hij van huis weg met het zilver van zijn moeder, die een lettre de cachet liet opstellen om hem naar een tuchthuis te sturen. Vervolgens zou Saint-Just rechten hebben gestudeerd in Reims. Daar zou hij zijn beïnvloed door het werk van Jean-Jacques Rousseau en hield zich onledig met het schrijven van gedichten. In mei 1789 publiceerde hij Organt, een episch gedicht over een paleiswacht, waarin hij zich scherp uitliet tegen de adel en de katholieke Kerk.[3] Saint-Just vluchtte naar Parijs om na de Bestorming van de Bastille terug te keren naar Blérancourt, waar hij in 1790 lid werd van de Nationale Garde. Hij publiceerde in 1791 "De l'esprit de la Révolution et de la constitution de France".

Saint-Just schreef in 1785 een monografie over Château Coucy, een belangrijk middeleeuws kasteel met een 50m hoge donjon

Hij schreef een brief aan Robespierre die hem aan een aanstelling als afgevaardigde van Aisne hielp. Op 18 september 1792 kwam hij aan in Parijs. Hij vond aansluiting bij de jakobijnen, waar hij opviel door zijn revolutionaire denkbeelden. Op 13 november werd Saint-Just benoemd als jongste lid van de Nationale Conventie. Zijn debuutrede over een mogelijke veroordeling van de koning, vol briljante formuleringen en politieke drogredenen maakte diepe indruk.[4] Saint-Just verwierp een proces tegen koning Lodewijk XVI. Hij zou niet als burger, maar als een vijand moeten worden veroordeeld.[5] Op 3 december 1792 nam Robespierre het standpunt van Saint-Just over.[6] De toespraken van Saint-Just waren krachtiger dan die van Robespierre, met abrupte wendingen en pakkende zinnen.[7]

In het voorjaar van 1793 werd financiële crisis steeds erger en Saint-Just pleitte op te houden met de uitgifte van assignaten. Men sloeg zijn raad in de wind.[8] In mei of juni 1793 werd hij lid van het Comité de salut public. Als zodanig vormde hij samen met Robespierre en Georges Couthon een driemanschap, dat de uitvoerende macht in Frankrijk in handen had. Tijdens de Terreur werden de (sprekers van) dialecten als medeplichtigen van de contrarevolutie en de coalitie gezien.[9] Hij was verantwoordelijk voor de val van de girondijnen in juni 1793 en in de daarop volgende maanden voor de terdoodveroordeling van Jacques Pierre Brissot.

Handgemeen in de Conventie op de 8e Thermidor door Charles-Louis-Lucien Muller

Saint-Just en Danton namen zitting in een comité, dat op 10 juni een reeks van amendementen op de grondwet van 1791 behandelde. Op 24 juni werd een voorstel ingediend voor een nieuwe Franse grondwet (1793).[10] Het was van groot belang de departementen mee te krijgen door ze gerust te stellen en door de vrees voor een dictatuur van de Parijse Sansculotten weg te nemen.[11] Vanwege de oorlog en binnenlandse opstanden hebben Danton en Saint-Just op 10 oktober 1793 de opschorting van de Grondwet en een revolutionaire regering afgekondigd[12] ondanks aandringen van het volk.[13] Hij pleitte ervoor dat iedere burger in het openbaar zou moeten verklaren wie zijn vrienden zijn. Saint-Just verkondigde dat er geen twijfel kon bestaan over de contrarevolutionairen in Lyon. Het uitvoerend comité verklaarde zich op die dag voor revolutionair totdat er vrede zou heersen. De ministers, generaals, bestuurslichamen werden onder het gezag van het Comité van Algemeen Welzijn geplaatst.[14] Saint-Just en Lebas trokken naar de Elzas.[15] Saint-Just, een dandy, bezat een blanco volmacht. De burgers van Straatsburg moesten in oktober 1793 al hun schoenen aan de Sansculotten afstaan en binnen 24 uur 1.000 bedden ingepakt leveren.[16] De inbeslagneming van de bezittingen van de verdachten en de schadeloosstelling van behoeftige patriotten kwamen overeen met de verlangens van het volk.[17]

De nachtelijke arrestatie van Robespierre in het stadhuis van Parijs.

In november werd hij gekozen als president van de Conventie. Saint-Just hield zich in het voorjaar 1794 intensief bezig met militaire zaken en vaardigde een aantal decreten uit.[18] Generaals hadden de keuze: winnen of naar de guillotine. Hij was medeverantwoordelijk voor de veroordeling van Jacques-René Hébert, Camille Desmoulins – zijn vrouw werd beschuldigd van een samenzwering om hem te bevrijden – en Georges Danton. Nu veroordeelde Saint-Just hem scherp als verrader, knecht van Mirabeau en handlanger van Dumouriez, die naar de Oostenrijkers was overgelopen.[19] In mei en juni 1794 zorgde de aanwezigheid van Saint-Just als representant bij het noordelijke leger voor overwinningen van Jean-Baptiste Jourdan bij Charleroi en Fleurus.

Inmiddels ging een golf van terreur door de Parijse secties; de vergeldingsdrang bereikte een hoogtepunt.[20] Een overal en steeds aanwezige sfeer van achterdocht vergiftigde de factiestrijd en maakte dat de haat hoog oplaaide.[21] Het driemanschap kwam geïsoleerd te staan.[22] Saint-Just verklaarde dat de revolutie was bevroren of vastgelopen[23] en was bereid een compromis te sluiten, maar verklaarde dat hij niet verder wilde zonder Robespierre, die eind juni het comité had verlaten. Het kwam tot een handgemeen in de Conventie en Lazare Carnot greep in. Wat volgde staat bekend als de machtsgreep van [[9 Thermidor II]] (27 juli 1794).

De executie van Saint-Just

Saint-Just werd samen met Robespierre en Couthon gevangengenomen in de Conventie en naar buiten gesleept door de gendarmes.[24] Mogelijk zijn de gevangenen uit Conciergerie bevrijd door de Parijse Commune en overgebracht naar het stadhuis van Parijs. In de nacht trok Paul Barras op naar het stadhuis. Philippe Le Bas pleegde vervolgens zelfmoord. Robespierre schoot zich waarschijnlijk een kogel door de mond of werd getroffen door een kogel, maar raakte daarbij gewond aan zijn kaak en was niet meer in staat om te spreken of iets te ondertekenen. Zijn broer, Augustin de Robespierre, die zich eerder die dag vrijwillig had aangegeven, sprong uit het raam en brak zijn beide benen op een berg afval. De kreupele Couthon kroop onder de tafel of viel volgens anderen van de trap. De onverstoorbare Saint-Just speelde met zijn pistool, alsof hij de hand aan zichzelf wilde slaan.[25]

De volgende middag werden de 24 veroordeeld tot de guillotine[12] zonder vorm van proces.[26] Volgens Albert Soboul hadden zij zich te veel vereenzelvigd met de Sansculotten.[27] De kar met veroordeelden onder wie de burgemeester en een schoenmaker[28] werd drie uur lang door de stad gereden in een carnavaleske sfeer. Saint-Just was de enige die in de vooravond op eigen kracht het schavot opklom.

De Thermidoriaanse reactie behelsde de volgende dag een 'vracht' van 71 of 81 man, voornamelijk mannen uit de Parijse commune, het grootste aantal van de Revolutie op een dag.[29]

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.