Neolithicum in China
Het neolithicum in China wordt in de Chinese archeologie gedefinieerd als dat een vindplaats aan één of meer van de volgende vijf kenmerken voldoet: aanwezigheid van aardewerk, van geschuurde of gepolijste stenen werktuigen, een vaste woonplaats, verbouw van gewassen of het houden van dieren. Het begrip 'neolithisch' kreeg daarmee in China een ruimere betekenis dan in het westen. Men deed dit omdat de genoemde kenmerken zich in de diverse regio's in een van elkaar afwijkende volgorde ontwikkelden. Hierdoor bestaan er voor aanduidingen van deelperiodes binnen het neolithicum verschillen tussen westerse publicaties over China en die uit China zelf.
Jaar v.Chr. | China | Westen |
---|---|---|
8000 | Vroegneolithicum | Mesolithicum |
6000 | Middenneolithicum | Vroegneolithicum |
5000 | Laatneolithicum | Middenneolithicum |
3000- 2000 | Laatneolithicum/ Chalcolithicum | Laatneolithicum/ Chalcolithicum |
Vroegneolithicum, 8000-6000 v.Chr.
Rond 10.000 v.Chr. kan men in China een noordelijke en een zuidelijke paleolithische cultuur onderscheiden. De geografische grens werd gevormd door de Qinling bergketen. De meest opvallende artefacten van de noordelijke cultuur waren microlieten. Van deze Chinese microlieten zijn inmiddels meer dan 200 vindplaatsen bekend, verspreid over centraal en noord China. De belangrijkste is de Xiachuancultuur. De aangetroffen artefacten waren gemaakt van vuursteen of kwartsiet, waren blad-, kegel- of wigvormig en werden gebruikt als schrapers, projectielpunten of als snijvoorwerpen. De Chinese microlietencultuur was verwant met soortgelijke culturen in Mongolië (Ordosien), Siberië en het noordwesten van Amerika (Cloviscultuur).
Artefacten van de paleolithische en vroegneolithische cultuur van Zuid-China zijn gevonden in kalksteengrotten en overhangende rotsen ten zuiden van de Yangzi, in Zuidwest-China en langs de zuidoostkust. In het binnenland leefde men van jacht en verzamelen, aan de kust vooral van de vangst van vis, schaal- en schelpdieren. Daar ontstonden (semi)-permanente verblijfplaatsen, vergelijkbaar met de Jomoncultuur in Japan en te herkennen aan grote schelphopen. Door de stijgende zeespiegel zijn de oudste nederzettingen echter verdwenen. Opvallend kenmerk was verder het vroege gebruik van aardewerk, zowel in het binnenland als aan de kust. Er zijn duidelijke overeenkomsten met de Vietnamese Hoabinh-cultuur.
Overgang naar agrarische gemeenschappen
Hoe deze jagers- en verzamelaarsculturen zich in China tot agrarische gemeenschappen hebben ontwikkeld is nauwelijks bekend. Dit heeft te maken met een hiaat in de archeologische vondsten voor de cruciale periode tussen 8000 en 6000 v.Chr., mede het gevolg van de institutionele organisatie van de Chinese archeologie. Paleolithisch onderzoek viel onder verantwoordelijkheid van de Chinese Academie voor Natuurwetenschappen, terwijl het neolithicum werd bestudeerd onder toezicht van de Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen. Door gebrek aan samenwerking werd met name de overgangsperiode tussen beide tijdperken verwaarloosd.
Tot nu toe zijn de belangrijkste vindplaatsen voor periode tussen 8000 en 6000 v.Chr Yuchanyan (district Dao in Hunan), Xianrendong en Diaotonghuan (beide in district Wannian in Jiangxi) en met name Nanzhuangtou (district Xushui in Hebei). Nanzhuangtou is de enige noordelijke vindplaats uit het vroege Holoceen. De hier gedane vondsten leverden echter niet meer op dan indirecte aanwijzingen voor de overgang naar sedentaire agrarische gemeenschappen:
- Stenen gebruiksvoorwerpen en gereedschappen
- In Nanzhuangtou zijn maalstenen of schuurstenen gevonden (mo pan), wat kan duiden op verwerking van verzamelde eetbare wilde planten, maar ze kunnen ook zijn gebruikt voor het maken van andere werktuigen.
- Aardewerk
- Op drie plaatsen in het noorden en minstens zes plaatsten in het zuiden zijn resten van aardewerk gevonden. De oudste scherven zijn afkomstig van Nanzhuangtou en zijn gedateerd tussen 10.500 en 7500 v.Chr. De gevonden potscherven zijn restanten van kruiken. Zij waren gemaakt van een grove kleimassa, waren na het bakken zacht en poreus en hadden een rode of grijze kleur. Verder was hoornblende en vermiculiet als verschraling toegevoegd. Net als bij de oudste potscherven, die van de Japanse Jomoncultuur, hebben ook deze scherven touwversiering.
- (Semi)-permanente verblijfplaatsen
- Er zijn stookplaatsen/haarden en askuilen gevonden in Ma’anshan in het Nihewanbekken.
- Gedomesticeerde dieren
- In Nanzhuangtou zijn botten gevonden van mogelijk tot huisdier gemaakte honden. Het skelet van getemde honden (Canis familiaris) onderscheidt zich weinig van de vermoedelijke wilde voorouder, de Tibetaanse wolf (Canis lupus chanco), een kleine wolvensoort die zeer verspreid was gedurende het Pleistoceen. Waarschijnlijk werden de honden niet alleen gebruikt bij de jacht, maar ook als voedsel: de dieren aten de resten van de jacht en vormden zo een voedselvoorraad voor de mens. Uit in Nanzhuangtou gevonden botten van varkens kan niet worden opgemaakt of het om wilde of getemde varkens gaat. Gevonden botten van kippen waren bijna zeker van niet gedomesticeerde exemplaren.
- Aanwezigheid van wilde varianten van latere cultuurgewassen
De trosgierst, (Setaria italica, 粟, su) was afkomstig van de groene naaldaar (setaria viridis, 狗尾草, gouweicao. Mogelijk waren er drie onafhankelijke domesticaties van de trosgierst, één in Centraal-Azië (Afghanistan of Noordwest-Pakistan) en twee in China, (Xinglonggou in Binnen-Mongolië en de vallei van de Gele Rivier).
De pluimgierst, (Panicum miliaceum, 黍, shu) is van onzekere afkomst, mogelijk Panicum miliaceum subsp. ruderale. Deze soort kwam vooral voor in de westelijke, droge, koele en hoger gelegen delen, zoals Gansu en is mogelijk voor het eerst gedomesticeerd binnen de Dadiwancultuur. Langs de Gele Rivier kunnen behalve de Dadiwancultuur rond 6000 v.Chr. nog drie op de verbouw van gierst gebaseerde culturen worden onderscheiden, de Houlicultuur in Shandong en de Peiligang en Cishancultuur aan de middenloop van de rivier.
Rijst heeft zich ontwikkeld uit de wilde rijstsoort Oryza rufipogon. Mogelijk waren er in China twee domesticaties, de Pengtoushancultuur aan de middenloop en de Kuahuqiao- en Hemuducultuur aan de benedenloop van de Yangzi. Er zijn twee varianten van gedomesticeerde rijst gevonden, Oryza sativa indica en Oryza japonica (korte, dikke korrels). Uit genetisch onderzoek blijkt echter dat de ontwikkeling van Oryza japonica uit Oryza rufipogon los stond van die van Oryza sativa indica uit de wilde variant, Oryza nivara.
Culturen gebaseerd op verbouw van gierst
In Centraal China kunnen rond 6000 v. Chr drie middenneolithische culturen worden onderscheiden: de Cishancultuur in Hebei, de Peiligangcultuur, ten zuiden van de Gele Rivier in Henan en de Dadiwancultuur in de Weishuivallei van Shaanxi. Op dat moment was het klimaat warmer en natter dan tegenwoordig. Er werd gierst (Setaria italica) verbouwd. Men verzamelde vruchten en noten, waaronder de walnoot (Juglans regia) en de hazelnoot (Corylus leteraphylea). Als huisdieren hield men honden en varkens. Verder zijn er grote hoeveelheden botten van het Bankivahoen (Gallus gallus) gevonden. Dit kan betekenen dat men ook pluimvee heeft gehouden.
Of de Bailiandongcultuur in Guangxi kan worden beschouwd als een mesolithische cultuur is onzeker . Mogelijk dat gedurende het neolithicum landbouwers vanuit de vallei van de Jangtsekiang naar het zuiden zijn getrokken en hun kennis van de landbouw daar hebben toegepast. Dit zou voor Zuid-China een directe overgang van paleolithicum naar neolithicum hebben betekend.
Culturen gebaseerd op verbouw van rijst
Het vroegste bewijs van proto-Chinese rijstteelt is door koolstof-14-datering gedateerd rond 6000 v.Chr. en wordt geassocieerd met de Peiligangcultuur (裴李崗文化) uit het Xinzheng-gebied (新鄭縣), Henan (河南省). De invoering van de landbouw leidde tot een toename van de bevolking, de mogelijkheid de oogst op te slaan en te herverdelen en ambachten toe te laten. In het laat-neolithicum groeide de Gele Rivier-vallei (黃河) uit tot een cultureel centrum, waar de eerste dorpen gesticht werden.
Er waren silo's voor graanopslag, tamme honden en varkens en er werden gewassen verbouwd zoals kool, jujube, pruimen en hazelnoten. De meeste archeologisch belangrijke vondsten van dezen zijn die te Banpo (半坡), Xi'an (西安). In het 1e millennium v.Chr. begon men tinnen voorwerpen te maken in China.
Regionale neolithische culturen
Hoewel er reeds 11.000 v.Chr. aardewerk in China werd geproduceerd, is het voor archeologen pas vanaf 7000 v.Chr. mogelijk om op basis van aardewerk, (landbouw)werktuigen en grafvondsten verschillende regionale neolithische culturen van elkaar te onderscheiden. Tot het begin van de jaren 1980 zag men de culturen van de middenloop van de Gele Rivier als de bakermat van de Chinese beschaving. Die zou zich van daar uit hebben verspreid naar de randgebieden. Nu wordt aangenomen dat regionale culturen zich langs eigen wegen hebben ontwikkeld, elk met specifieke voor die cultuur geldende kenmerken. Uiteindelijk is de Chinese cultuur ontstaan door een proces van wederzijdse beïnvloeding, niet alleen tussen regionale culturen en die van de Centrale Vlakte, maar ook tussen regionale culturen onderling.
In onderstaand schema zijn voor de periode 7000 tot 1500 v.Chr. de belangrijkste neolithische culturen en oudste bronstijd culturen (vanaf 2000 v.Chr., voorzien van *) weergegeven. De datering van de diverse culturen vertoont in de literatuur grote onderlinge verschillen, de hier gekozen jaartallen kan daarom niet meer dan indicatief zijn.
Jaar (voor Chr.) |
Noordoost China (1) |
Noordwest China (2) |
Middenloop Gele Rivier (Zhongyuan) (3) |
Benedenloop Gele Rivier (4) |
Benedenloop Jangtsekiang (5) |
Middenloop Jangtsekiang (6) |
Sichuan (7) | Zuidoost China (8) |
Zuidwest China (9) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
7500 | (Nanzhuangtou) | (Shangshan) | (Xianrendong) | ||||||
(?) | (?) | (?) | (?) | (?) | |||||
7000 | Pengtoushan | Touwbeker- | |||||||
(inclusief | culturen | ||||||||
Chengbeixi | (waaronder | ||||||||
6500 | Dadiwan | Peiligang | Houli | en Zaoshi) | Zengpiyan) | ||||
Xinglongwe | Laoguantai | Cishan | 6500-5500 | 7000-5800 | 7000-5500 | ||||
6200-5300 | = Baijia | Jiahu | |||||||
6000 | 6500-5000 | Lijiacun | Kuahuqiao | ||||||
6500-5000 | 6000-5000 | ||||||||
5500 | |||||||||
Beixin | |||||||||
Xinle | 5300-4100 | ||||||||
5000 | 5300-4800 | Yangshao 5000-3000 | Hemudu | Daxi | Dapenkeng | ||||
(Vroeg Yangshao | 5000-3800 | 5000-3300 | 5000-3000 | ||||||
5000-3500 | Majiabang | Fuguodun | |||||||
4500 | Zhaobaogou | -Banpo-fase | 5000-3800 | 5000-3000 | |||||
4500-4000 | 5000-4200 | Dawenkou | Keqiutou | ||||||
-Miaodigou-fase | 4100-2600 | 4500-3500 | |||||||
4000 | Hongshan | 4200-3500) | (Vroeg | ||||||
(incl. Fuhe) | (Laat Yangshao | 4100-3400) | |||||||
4000-3000 | 3500-3000) | (midden | Songze | ||||||
3500 | 3400-3000) | 3800-3200 | Qujialing | ||||||
(laat | 3500-2600 | Yingpanshan | |||||||
Majiayao | 3000-2600) | Liangzhu | ca 3100? | ||||||
3000 | Xiaoheyan | 3300-2700 | Miadigou II | 3200-2200 | Tanshishan | ||||
3000-2500 | Banshan | 3000-2600 | Shijiahe | Baodun | 3500-2000 | ||||
2700-2400 | *Henan- | *Shandong- | 2500-2000 | 2800-2000 | Shixia | ||||
2500 | *Xiajiadian | Machang | Longshan | Longshan | Qinglongquan | 3000-2400 | |||
2500-300 | 2400-2000 | 2600-2000 | 2600-2000 | = (Hubei- | Fengbitou | Baiyangcun | |||
*Qijia | (?) | Longshan) | Nianyuzhuan | 2200-2100 | |||||
2000 | 2100-1900 | 2400-2000 | Hedang | Dalongtan | |||||
*Siba | *Erlitou | *Yueshi | 3000-1000 | 2100-2000 | |||||
1950-1500 | 1900-1500 | 1900-1500 | *Maqiao | ||||||
1500 | Xia dynastie? |
1800-1200 | *Changjiang vanaf 1500 (inclusief Sanxingdui) |
In de tabel worden de volgende negen geografische gebieden onderscheiden:
- Noordoost-China: Binnen-Mongolië, Heilongjiang, Jilin en Liaoning.
- Noordwest-China (de bovenloop van de Gele Rivier): Gansu, Qinghai en het westelijk deel van Shaanxi.
- Noordcentraal-China (de middenloop van de Gele Rivier): Shanxi, Hebei, het westelijk deel van Henan en het oostelijk deel van Shaanxi. Dit is de 'Centrale Vlakte' (Zhongyuan, 中原), lang beschouwd als het gebied waar de Chinese beschaving is ontstaan en van waaruit ze zich heeft verspreid.
- Oost-China (de benedenloop Gele Rivier): Shandong, Anhui, het uiterste noorden van Jiangsu en het oostelijk deel van Henan.
- Oostzuidoost-China (de benedenloop van de Jangtsekiang): Zhejiang en het grootste deel van Jiangsu.
- Zuidcentraal-China (de middenloop van de Jangtsekiang): Hubei en het noordelijk deel van Hunan.
- Sichuan en de bovenloop van de Jangtsekiang.
- Zuidoost-China: Fujian, Jiangxi, Guangdong, Guangxi, het zuidelijk deel van Hunan, de delta van de Rode Rivier in het noorden van Vietnam en het eiland Taiwan.
- Zuidwest-China: Yunnan en Guizhou.
Bronnen, noten en/of referenties
|