Longobarden

De Longobarden (ook Langobarden of Lombarden) waren een Germaans volk dat oorspronkelijk in Scandinavië woonachtig was.[1] Hun taal was het Longobardisch. Ze waren bij de Romeinen in ieder geval al bekend in 98, toen Tacitus hen vermeldde in zijn Germania.

Migratie naar het zuiden

De Longobardische volksverhuizing

De volksverhuizing van de Longobarden vond in etappes plaats. Vanaf 200 verplaatsten de Longobarden zich langzaam van de benedenloop van de Elbe, stroomopwaarts naar wat nu de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt is. Omstreeks 350 hadden de laatste Longobarden het gebied aan de benedenloop van de Elbe verlaten. Tussen 350 en 493 trokken zij verder, naar wat nu de Duitse deelstaat Saksen is en naar Bohemen. Zij werden niet onderworpen door de Hunnen en behielden hun onafhankelijkheid. In deze periode werden de Longobarden gekerstend tot het arianisme, en van een aantal hoofdelingen uit die periode zijn de namen bekend: (Lethuoc, Hildehoc, Godehoc en Claffo).

In 493 verschenen de Longobarden in het gebied waar voorheen de Rugiërs hadden gewoond, de Romeinse provincie Noricum, tegenwoordig Oostenrijk. De Longobarden waren nu een groot volk - vermoedelijk hadden verschillende Germaanse stammen zich tijdens de migratieperiode bij de Longobarden aangesloten, vreedzaam dan wel gedwongen. In Noricum raakten de Longobarden herhaaldelijk slaags met de Herulen, die een koninkrijk hadden gesticht aan de Tisza en de Mureş.

Tijdens de migratieperiode van de Longobarden was hun stamstructuur geleidelijk aan veranderd. De Longobarden werden niet langer geleid door een aantal hoofdelingen, maar werden nu geregeerd door één koning. De eerste koning die bekend is heette Tato. Deze vernietigde het koninkrijk van de Herulen in 505[2] of 508-510[3]. Het merendeel van de overwonnen Herulen voegde zich nu bij de Longobarden. De opvolger van Tato, Wacho, versloeg de Sueven aan de Donau. Door deze veroveringen kregen de Longobarden het westelijke deel van de voormalige Romeinse Provincie Pannonië in bezit.

De Byzantijnen zochten toenadering tot de Longobarden en omstreeks 540 werden de Longobarden foederati, ofwel bondgenoten van het Byzantijnse Rijk. Als zodanig vochten de Longobarden mee in de oorlogen van de Byzantijnen. Zo werden zij ingezet in de oorlog tegen de Ostrogoten en vochten zij mee in het oosten tegen de Perzen. In de tussentijd kregen de Longobarden in Pannonië te maken met invallen door de Avaren. De Romeinen hadden echter geen belang bij deze oorlog en gaven de Longobarden geen steun. Alboin, de opvolger van koning Audoin, sloot een niet-aanvalsverdrag met de Avaren en smeedde een groot Longobardisch leger samen, bestaande uit veteranen die tegen de Goten en Perzen hadden gevochten. In 567 viel dit leger de Gepiden aan en vernietigde hun koninkrijk. De laatste Gepidenkoning Cunimund werd gedood en Alboin dwong de dochter van de vermoorde koning, Rosamunde, tot een huwelijk.

Italië

Longobardische rijk in 572 na hun invasie van Italië.

Onder druk van de Avaren verlieten in 568 de Longobarden en een deel van de Gepiden de Balkan, trokken de Alpen over en vielen Italië binnen. Hoewel ze er niet in slaagden om de ommuurde steden in te nemen, veroverden ze een groot deel van Noord- en Midden-Italië. De stad Pavia op de Povlakte werd de hoofdstad van het koninkrijk nadat deze in 572 was ingenomen na het beleg van Pavia. Dit betekende het einde van de politieke eenheid van Italië, tot in de 19e eeuw. De macht van de Oost-Romeinse keizer werd daardoor ingeperkt tot het exarchaat Ravenna en enkele kuststeden in Zuid-Italië.

Gouden tremissis van de Longobarden, eind 6e eeuw

Het duurde tien jaar voordat de Longobarden een nieuwe koning konden kiezen na de dood van Alboin en zijn opvolger Cleph. Na het jaar 600 bekeerden ze zich tot het katholicisme; daarvóór waren ze voornamelijk heidenen of ariaanse christenen.

In 755 werd hun koning Aistulf, die de paus bedreigde, verslagen door het leger van Pepijn de Korte onder leiding van Chrodegang. Nadien schonk Pepijn de Korte het gebied dat hij veroverd had van de Longobarden aan de paus. Dit luidde het begin van de Kerkelijke Staten in.

De laatste echte Longobardische koning was Desiderius, die regeerde tot 774, waarna Karel de Grote hun rijk niet alleen veroverde, maar ook de titel "Koning der Longobarden" overnam. Dit was de eerste keer dat een Germaans leider de titel van Koning van een ander Germaans volk overnam. De Longobarden werden naderhand geleidelijk opgenomen in de omringende Italo-Romeinse bevolking van Noord- en Midden-Italië.

In de Dom van Monza bevindt zich een Longobardische schat waarin zich ook de IJzeren Kroon der Longobarden bevindt.

Hoewel niet zo bekend, staan er in Italië enkele tientallen kerken en andere monumenten van de Longobardische architectuur.

Verwante onderwerpen

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.