Koninkrijk Singhasari

Singhasari was een koninkrijk op Oost-Java. De bloei van het rijk wordt tussen 1222 en 1292 gesitueerd. Het koninkrijk was de opvolger van het koninkrijk Kediri als de dominante politieke en militaire macht op oostelijk Java.

Kerajaan Singhasari
  1222  1292  
Kaart
Algemene gegevens
HoofdstadTumapel
TalenJavaans, Sanskriet
Religie(s)Hindoeïsme, boeddhisme, animisme

Geschiedenis

Singhasari, ook wel als Singosari gespeld werd door Ken Arok (1182-1227/1247) gesticht. Deze vorst is nog steeds een geliefde figuur in Javaanse sprookjes en kinderverhalen. De belangrijkste bron voor gegevens over Ken Arok is de kroniek Pararaton waarin mythen naast historisch materiaal zijn opgetekend. Ken Arok was een vaderloos kind dat door Ken Endok ter wereld werd gebracht. In de mythe is de hindoegod Brahma zijn vader. Ken Arok was een dienaar van Tunggul Ametung, een regionaal heerser in in Tumapel, het huidige Malang, en wist zich op te werken tot heerser van Java. Hij versloeg om dat te bereiken de koning van het ooit zo machtige koninkrijk Kediri. De door hem gestichte dynastie wordt de Rajasa-dynastie genoemd. Deze reeks vorsten regeerde over Singhasari en Majapahit.[1] Na de dood van Ken Arok regeerden zijn zonen Anoesapati en Panji Tohjaya.

In het jaar 1275 organiseerde de ambitieuze koning Kartanegara, de vijfde heerser van Singhasari, een vreedzame marine-campagne naar het noorden om daar de zwakke resten van de Srivijana te beschermen. Dat rijk was door voortdurende overvallen van Ceylonese piraten en een invasie vanuit India sterk verzwakt. De Indiërs veroverden Srivijaya's koninkrijk Kedah in 1025. De sterkste van deze Maleise koninkrijken was Jambi, daarop volgden het koninkrijk Dharmasraya en het Temasek-koninkrijk op het eiland Singapore.

De expeditie werd geleid door admiraal Mahesa Anabrang (oftewel Adwaya Brahman) en was bedoeld om de Maleise zeestraat weer veilig te maken voor de handel. De Javanen wilden zich ook sterker staan tegenover potentiële Mongoolse invasies. De Mongolen waren uiterst agressief en hadden een mislukte aanval op Japan uitgevoerd. De Maleise koninkrijken beloofden trouw aan koning Kertanegara. De vorst had Srivijaya al lange tijd willen overtreffen als een regionaal maritiem imperium en de handelsroutes van China naar India willen beheersen. Men noemde de Straat van Singapore wel de "maritieme zijde-route" en de commerciële belangen die in het geding waren, waren dan ook groot.

De Pamalayu expeditie duurde van 1275 tot 1292. Vanaf het moment dat Singhasari naar Majapahit optrok is de geschiedenis opgetekend in de Javaanse kroniek Nagarakrtagama. Singhasari werd geannexeerd door Majapahit. In het jaar 1284 maakte koning Kertanegara een vijandige Pabali-expeditie naar Bali, waarbij Bali geïntegreerd werd in het koninkrijk Singhasari. De koning zond ook troepen, expedities en afgezanten naar andere nabijgelegen koninkrijken, zoals het Sunda-Galuh koninkrijk Pahang, het koninkrijk Balakana, het koninkrijk Kalimantan en het koninkrijk Gurun in Maleisië. Hij ging ook een alliantie aan met de koning van Champa in wat later Vietnam werd.

Koning Kertanegara wiste de invloed van Srivijayan op Java en Bali al vóór 1290 volledig uit. De kostbare militaire campagnes hadden zijn rijk inmiddels uitgeput en de meeste van de strijdkrachten van het koninkrijk waren verloren gegaan. Een moorddadige complot van ontevreden vazallen zou de nietsvermoedende koning Kertanegara het leven kosten.

Het conflict met de Mongolen

Indonesië is een van de weinige gebieden in Azië waar de invasie door de Mongoolse horde in 1293 werd gedwarsboomd. De toenemende macht, invloed en rijkdom van het imperium van de Javaanse Singhasari trokken de onwelkome aandacht van de Mongoolse vorst Kublai Khan, die niet alleen China maar ook een ander groot deel van Azië had veroverd. Bovendien had Singhasari een bondgenootschap met Champa, een andere machtige staat in de regio, gevormd. Zowel Java (Singhasari) als Champa waren bezorgd over de Mongoolse expansie en samen organiseerden ze aanvallen tegen buurlanden, zoals een inval in het koninkrijk Bagan in het huidige Birma.

Kublai Khan stuurde afgezanten met zware eisen en eiste feodaal eerbetoon van Java. In 1280 zond Kublai Khan de eerste afgezant naar koning Kartanegara. De Mongoolse eis werd afgewezen. Het volgende jaar stuurde de khan wederom een gezant met dezelfde eisen, die wederom werden afgewezen. Acht jaar later, in 1289, werd voor het laatst een gezant gestuurd met opnieuw dezelfde eis, maar Kertanegara bleef weigeren hulde aan de Grote Khan te brengen.

In de troonzaal van de Singhasari liet koning Kertanegara de khan vernederen door sneden in de vorm van het Chinese karakter "nee" in het gezicht van de ongelukkige gezant Meng Ki te kerven. Sommige bronnen beweren zelfs dat de koning een oor van de gezant afsneed. De laatste keerde terug naar China met het onuitwisbare antwoord van de Javaanse koning op het gezicht geschreven.

Woedend door deze vernedering en het geweld dat tegen zijn gezant was gepleegd, zond Kublai Khan aan het eind van het jaar 1292 een strafexpeditie, bestaande uit een armada van 1000 jonken, richting Java. Koning Kertanegara, wiens troepen verspreid over zijn gebieden waren gelegerd, wist niet dat er aan zijn hof een staatsgreep werd voorbereid door de edelen uit het voormalige regerende koninklijke huis der Kediri.

De val van Singhasari

Singhasari tempel gebouwd als een dodentempel voor Kartanegara, de laatste koning van Singhasari.

In 1292 beval Raden Jayakatwang van Daha, een vazal van Kertanagara, ook Kediri of Gelang-gelang genoemd, zijn leger om Singhasari te veroveren en de koning indien mogelijk te vermoorden. Hij werd bijgestaan door Arya Wiraraja, een regent van Sumenep op het eiland Madoera.

Singhasari werd gelijktijdig uit het noorden en het zuiden aangevallen. De koning reageerde eerst op de invasie vanuit het noorden en stuurde zijn schoonzoon, Nararya Sanggramawijaya, beroemd geworden als Raden Wijaya, naar het noorden om de opstand te bedwingen. De noordelijke aanval werd op afstand gehouden maar de zuidelijke aanval bleef onopgemerkt, totdat ze de hoofdstad Koetaraja had bereikt. Kertanagara werd tijdens het gebed gedood, waarmee een einde aan het koninkrijk Singhasari kwam.

Na de val van Kutaraja als gevolg van het verraad van de Kediri's te hebben vernomen, trachtte Raden Wijaya Singhasari te verdedigen, hetgeen evenwel mislukte. Hij en drie andere prinsen (Ranggalawe, Sora en Nambi, een zoon van Arya Wiraraja) gingen met toestemming van Bupati Arya Wiraraja van Madoera in ballingschap. Raden Wijaya deed alsof hij zich niet langer wenste te onderwerpen aan koning Jayakatwang en won de gunst van de nieuwe vorst van Kediri. Deze gaf hem toestemming om een nieuwe nederzetting te bouwen ten noorden van de berg Arjuna, in het zogeheten Tarikbos. In deze wildernis vond Wijaya vele bittere Maja vruchten, daarom werd de plaats Majapahit (letterlijk "bittere Maja") genoemd: de toekomstige hoofdstad van het keizerrijk Majapahit.

Het begin van Majapahit-rijk

Begin 1293 begon de Mongoolse invasie van Java. Eenmaal aangekomen op de noordkust van Java (in de buurt van Tuban) en bij de monding van de Brantas rivier beoogden zij Singhasari te veroveren. Dat Singhasari was verwoest was nog niet tot de Mongolen doorgedrongen. Raden Wijaya nam de gelegenheid te baat om de niets vermoedende Mongolen tegen Jayakatwang op te hitsen. Raden Wijaya sloot een alliantie met de Mongolen en in maart 1293 vochten de Mongoolse troepen aan de Kali Mas-rivier tegen de strijdkrachten van Daha. De Mongolen vervolgens bestormden Daha. Jayakatwang werd gedwongen zich over te geven en geëxecuteerd.

Zodra Jayakatwang was verslagen, besloot Raden Wijaya tot een verrassingsaanval op de Mongoolse colonnes, door welk verraad hij grote verwarring bij de Mongolen teweegbracht. De voormalige Mongoolse bondgenoten werden gedwongen zich van het eiland Java terug te trekken. Hun ooit zo machtige leger raakte in paniek, daar het niemand meer kon vertrouwen en maakte vertwijfeld gebruik van de laatste moesson om op een noordelijke zeewind naar het vasteland van Azië uit te wijken; liever deze vlucht, dan nog eens zes maanden op een vijandig eiland de volgende zeewind te moeten afwachten. Prins Wijaya, die het succes van de Mongolen voor zijn eigen doeleinden had weten aan te wenden, reed op 31 mei 1293 terug naar zijn kraton. Zo besteeg de schoonzoon van de laatste koning Singhasari Kertanegara, prins Wijaya, op 12 november 1293 de troon als eerste koning van het grote Majapahit Rijk, onder de naam Kertajasa Jayawardhana.

De vijf vorsten van Singhasari

Genealogie van de dynastie der Rajasa, de koninklijke familie van Singhasari en Majapahit

.

Een mandala van Amoghapāśa uit de Singhasari periode.

In Singhasari werden naast elkaar vier religies beleden; kejawen, hindoeisme, boeddhisme en animisme. Het koninkrijk Singhasari was de opvolger van het koninkrijk Kediri en werd zelf vervangen door het keizerrijk Majapahit. Het rijk bestond van 1222 toen Ken Arok werd gekroond tot 1292 toen Jayakatwang van Kediri zijn verraad pleegde, wat op Java waar hoofdsteden snel weer ondergingen niet ongebruikelijk kort is. De vorsten van Singhasari resideerden in een kraton in Tumapel, later Kutaraja Singhasari genoemd. Het lag in wat nu een buitenwijk van Malang is. De voertaal was Javaans, officieel werd ook Sanskriet gebruikt. Deze koningen lieten gouden en zilveren munten slaan.

Literatuur

  • Saidihardjo, Dr. M. Pd., A.M, Sardiman, Drs., Tiga Serangkai, Solo, 1987, 4th reprint edition in 1990

Zie ook

Referenties

  1. Southeast Asia: a historical encyclopedia. Books Google. Geraadpleegd op 2010-07-25.
Zie de categorie Singhasari van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.