Kerkuilen
De kerkuilen (Tytonidae) vormen de kleinste van de twee families binnen de orde der uilen (Strigiformes). De familie telt 19 soorten.[1]
Kerkuilen | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kerkuil (Tyto alba) | ||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||
| ||||||||
Familie | ||||||||
Tytonidae Mathews, 1912 | ||||||||
Afbeeldingen op | ||||||||
Kerkuilen op | ||||||||
|
Kenmerken
Het zijn middelgrote tot grote soorten met een vrij grote kop en een typisch hartvormig gezichtsmasker, 'sluier' genaamd. Kerkuilen hebben vrij lange sterke poten met krachtige stevige klauwen. De familie valt uiteen in twee onderfamilies: de Tytoninae of typische kerkuilen (sensu stricto) met onder andere de gewone kerkuil als typische soort en daarnaast de Phodilinae of bruine uilen.
Leefwijze
Kerkuilen zijn meestal vrij uitgesproken nachtvogels, meestal géén trekvogels en leven samen in koppels, andere leven solitair. Kerkuilen hebben ongeveer 1200 veren. Deze veren zijn anders dan de veren van andere vogels. De veren zijn zo gemaakt zodat je niks hoort als de uil met zijn vleugels klapt.
Over het merendeel van de tegenwoordig bekende soorten is echter weinig bekend wat betreft hun algemene leefwijze en voedingsgewoonten. Sommige zijn amper beschreven, of nauwelijks bestudeerd en teruggezien na hun eerste ontdekking en wetenschappelijke beschrijving, dit in tegenstelling tot de gewone kerkuil, die vrij uitvoerig opgevolgd wordt en een van de beter bestudeerde uilen ter wereld is. Toch ook bij de gewone kerkuil zijn er ondersoorten die te weinig bestudeerd worden en eventueel meer aandacht behoeven.
Verspreiding en leefgebied
Kerkuilen zijn kosmopoliet en dus een familie die over de hele wereld wijd verspreid is, slechts ontbrekend in het uiterste Noorden van Noord-Amerika, de Saharawoestijn in Afrika en uitgestrekte delen van Azië. Kerkuilen komen voor in een brede waaier van verschillende biotopen, van woestijngebieden tot wouden en van gematigde breedtegraden tot meer tropische gordels. In andere talen wordt deze familie ook aangeduid als maskeruilen (wegens hun typische sluier), grasuilen (sommige soorten broeden op de grond in lang gras) of baai-uilen.
Een aantal soorten worden als bedreigd beschouwd, ook al door hun vrij klein verspreidingsgebied, sommige soorten zijn endemisch) en komen slechts in een enkel gebied voor.
Fossiele vondsten
Fossiele vondsten gaan terug tot het Eoceen en twee andere zijn enkel bekend uit fossiele gegevens, namelijk de Necrobyinae en de Selenornithinae. Bepaalde eilandsoorten zijn reeds uitgestorven, zoals Tyto letocarti. Deze soort is enkel bekend uit fossiele vondsten van Nieuw-Caledonië.
Taxonomie
De volgende geslachten en soorten zijn bij de familie ingedeeld:[1]
- Geslacht Phodilus Geoffroy Saint-Hilaire, I, 1830
- Phodilus prigoginei (Prigogine-uil) Schouteden, 1952
- Phodilus badius (bruine uil) (Horsfield, 1821)
- Phodilus assimilis (Ceylonese bruine uil) Hume, 1877
- Geslacht Tyto Billberg, 1828
- Tyto tenebricosa (zwarte kerkuil) (Gould, 1845)
- Tyto multipunctata (kleine zwarte kerkuil) Mathews, 1912
- Tyto inexspectata (minahassakerkuil) (Schlegel, 1879)
- Tyto nigrobrunnea (Neumanns kerkuil) Neumann, 1939
- Tyto sororcula (Molukse kerkuil) (Sclater, PL, 1883)
- Tyto manusi (manuskerkuil) Rothschild & Hartert, 1914
- Tyto aurantia (new-britainkerkuil) (Salvadori, 1881)
- Tyto novaehollandiae (Australische kerkuil) (Stephens, 1826)
- Tyto rosenbergii (sulawesikerkuil) (Schlegel, 1866)
- Tyto soumagnei (madagaskargrasuil) (Grandidier, A, 1878)
- Tyto alba (kerkuil) (Scopoli, 1769)
- Tyto delicatula (oostelijke kerkuil) (Gould, 1837)
- Tyto deroepstorffi (andamanenkerkuil) (Hume, 1875)
- Tyto glaucops (hispaniolakerkuil) (Kaup, 1852)
- Tyto capensis (Kaapse grasuil) (Smith, A, 1834)
- Tyto longimembris (Aziatische grasuil) (Jerdon, 1839)
Bronnen, noten en/of referenties
|