Kantongerecht Onderdendam

Het Kantongerecht Onderdendam was van 1838 tot 1934 een kantongerecht in de Nederlandse provincie Groningen. Onderdendam was een klein dorp, maar lag binnen het kanton Hunsingo centraal op een kruispunt van wegen en kanalen, waardoor het van alle kanten goed bereikbaar was. Het kantongerecht van Onderdendam was een samensmelting van de vredegerechten van Middelstum en Winsum, die in de Franse tijd waren gesticht. De zittingen van het kantongerecht vonden plaats in het ‘Regthuis’ aan de Warffumerweg 2; het tegenover gelegen logement annex herberg 'Het Regthuis van Hunsingo' aan de Middelstumerweg 1 diende als wachtkamer en gevangenis. Dat laatste gebouw is nu een rijksmonument.

Het voormalige kantongerecht van Onderdendam aan de Middelstumerweg, gezien aan de achterzijde in 2013. In de uitbouw bevond zich de rechtszaal en daaronder de gevangenis.

Geschiedenis

Onderdendam had in 1763 een rechthuis voor de rechtstoel Menkeweer, waaronder ook het kerspel Huizinge viel.[1] De galgenberg van de rechtstoel - aan de Middelstumerweg - dateerde vermoedelijk al uit de middeleeuwen.[2] Daarnaast had Onderdendam vermoedelijk nog een tweede galgenberg aan het Kardingermaar, die onder de rechtstoel van Bedum ressorteerde.[3] In 1803 werd Onderdendam de hoofdplaats van het nieuwe drostambt en van de jurisdictie van het Hunsingo Quartier. Drost dr. Johan Wichers bleef in Groningen wonen, maar de nieuwe secretaris mr. Hindrik Willem Hoving werd verplicht zich in Onderdendam te vestigen. Hij liet een dubbel herenhuis aan de Middelstumerweg bouwen en werd in 1813 de eerste notaris van Onderdendam.

De zittingen vonden aanvankelijk plaats in de buitenlucht, op een onverhard dorpsplein aan het Molenpad dat ook voor jaarmarkten werd gebruikt. De beambten hielden kantoor in de herberg 'Vaartzicht'. Het Zijlvestenhuis had te weinig ruimte voor de rechtbank. De herbergier Meint Lammerts Mulder en zijn vrouw, die het oude rechthuis met de bijbehorende herberg (Middelstummerweg 1) hadden overgenomen van wedman Egbert Jans Tillema, stelden daarop hun woning aan de Warffumerweg ter beschikking.[4] Deze woning werd in 1804 werd uitgebreid met een nieuwe rechtszaal met achter de balie een publieksruimte; in de vroegere woning kwamen afzonderlijke kamers voor de fiscaal (officier van justitie) en de advocaten, alsmede een hok voor de deurwaarder. Boven de ingang van het rechthuis aan het dorpsplein prijkte een afbeelding van het vijftiende-eeuwse landschapszegel of Quartiers wapenschild, uitgehouwen uit zandsteen, met het bijschrift 'Rechthuis van Hunsingo'; daarboven een beeldje van Vrouwe Justitia.[5] De herberg aan de overkant fungeerde als secretarie en belastingkantoor; het lokaal op de begane grond werd omgebouwd tot gevangenis.

Bij de inlijving van Nederland bij het Franse keizerrijk in 1811 werd de rechtbank opgeheven. Het rechthuis diende vervolgens tot vergaderplaats voor het plaatselijke bestuur van Bedum en het vredegericht van Middelstum; bij het gebouw werd een stalling voor 80 tot 100 paarden gebouwd. In 1838 werd de oude rechtszaal in gebruik genomen door het kantongerecht en verhuisde het gemeentebestuur opnieuw naar de herberg.[6] De herberg annex logement werd daarna grondig verbouwd; de gevangenis werd in 1843 opnieuw ingericht. Nadat het gemeentebestuur in 1852 naar Bedum verhuisde, bleef de herberg als wachtkamer voor het kantongerecht dienen. Het rechthuis werd rond 1877 vernieuwd en voorzien van een doorrit; het kantongerecht verhuisde tijdelijk naar de bovenzaal van de herberg. De verkoop van drank werd echter als hinderlijk beschouwd.[7] De minister van justitie ging na lang aandringen in 1883 akkoord met de bouw van een nieuw gebouw aan de Bedumerweg 48, dat in 1885 werd geopend. De gemeente stelde de grond daarvoor gratis ter beschikking. Kastelein Jan Knoop Pathuis doopte zijn ‘van ouds gerenommeerde en als zeer neringrijk bekendstaande logement’ vervolgens om tot ‘Het Wapen van Hunsingo’ (tot 1903), terwijl de rechtszaal bekend bleef staan als 'Het Oude Regthuis van Hunsingo'. Het wapenschild uit 1804 verhuisde later naar de nieuwe verbindingsgang van het (voormalige) Waterschapshuis.

Van 1838 tot 1877 was Onderdendam het tweede kanton van het toenmalige arrondissement Appingedam. Van 1877 tot 1934 was het het vierde kanton van Groningen. Nadat het kanton de grote herindelingsoperatie in 1877 had overleefd, kwam er in 1934 toch een einde aan zijn bestaan. Het ging op in het kanton Groningen.

Rechtsgebied

Het kanton omvatte de toenmalige gemeenten Bedum, Adorp, Baflo, Eenrum, Kloosterburen, Leens, Ulrum, Kantens, Middelstum, Uithuizen, Uithuizermeeden, Usquert, Warffum en Winsum.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.