Josquin des Prez

Josquin des Prez (vermoedelijk oostelijk van Doornik, omstreeks 1450 - Condé, 27 augustus 1521) was een Henegouwse musicus (zanger en componist) van de Franco-Vlaamse School van polyfonie. Zijn naam luidt in oorsprong 'Jossequin Lebloitte, dit Desprez'. Laatstgenoemde verbastering is ook gespeld als Des Prés, Després en Desprez. Hij wordt wel de belangrijkste componist van de gehele renaissance genoemd en was vooral werkzaam in Frankrijk en in Italië.

Josquin des Prez
Portret van Josquin Des Prez
Volledige naamJossequin Lebloitte, dit Desprez
Geborenca. 1450
Overleden27 augustus 1521
Land Habsburgse Nederlanden Graafschap Henegouwen
LerarenJohannes Ockeghem, Guillaume Dufay
Portaal    Muziek

Josquin (afgeleid van het Vlaamse "Josken") genoot faam als zanger, componist en pedagoog. Kenmerkend voor zijn muziek zijn de grote doorzichtigheid en de hechte structuur waarbij de muziek nauw aansluit bij de tekst. In het chanson was hij in het midden van de 15e eeuw de belangrijkste exponent van een nieuwe stijl, waarin de technieken van de canon en het contrapunt werden toegepast op wereldlijke liederen.

Biografie

Hij werd geboren tussen 1450 en 1453[1], niet in 1440 zoals lang werd gedacht ten gevolge van een persoonsverwarring met de zanger Josquin de Kessalia (1440-1498) die in de jaren 1470 verbonden was aan de kathedraal van Milaan.

Over de jeugd van Josquin is zo goed als niets bekend. Hij moet op jonge leeftijd koorzanger of misdienaar zijn geweest in de kathedraal van Kamerijk. Voor het eerst staat zijn naam geregistreerd in de periode 1475-1478 als zanger aan het hof van hertog René I van Anjou te Aix-en-Provence. Vermoedelijk is hij er tot de dood van de vorst in 1480 werkzaam geweest.

In het begin van de jaren 1480 komt zijn naam verschillende keren voor in rekeningboeken te Milaan alwaar hij werkzaam was voor leden van het vorstenhuis Sforza. Zo behoorde Josquin in 1484 tot de huishouding van de invloedrijke kardinaal Ascanio Maria Sforza. Het is in deze periode dat Leonardo da Vinci, die eveneens aan hof van de Sforza's werkzaam was, een portret maakte dat vermoedelijk Josquin voorstelt en dat thans in de Pinacoteca Ambrosiana in Milaan bewaard wordt. In 1483 reisde Josquin tussentijds naar Condé in Henegouwen af om daar aanspraak te maken op zijn erfdeel van de kant van zijn vermoedelijk kinderloos gebleven oom Gilles Lebloitte dit Desprez. Als eerbewijs aan Josquin stelde het kapittel van de Notre-Dame hem toen vier 'los' wijn beschikbaar.

In het gevolg van kardinaal Ascanio Sforza reisde Josquin naar Rome waar hij van 1489 tot minstens begin 1495 lid is geweest van de pauselijke hofkapel: eerst onder paus Innocentius VIII, vervolgens onder paus Alexander VI. Tijdens restauratiewerkzaamheden in de Sixtijnse kapel dook in 1997 in de zangersgalerij een oude graffito op met de naam 'Josquin'.

Uit een anekdote uit 1547 van de Zwitserse muziektheoreticus Heinrich Glareanus valt op te maken dat Josquin ten tijde van de regering van koning Lodewijk XII van Frankrijk in Parijs werkte, als zanger aan de Sainte-Chapelle. Tijdens onderhandelingen in de Franse hoofdstad tussen de koning en de Italiaanse hertog Ercole d'Este moet laatstgenoemde hem het aanbod hebben gedaan om aan zijn hof in Ferrara te komen werken, wat in 1503 gebeurde. Josquin werd er kapelmeester.

Door de pest in 1504 verliet Josquin Ferrara en vestigde hij zich in Condé. Op instigatie van de Bourgondische hertog Philips de Schone werd hij benoemd tot kanunnik van de Notre-Dame, waar hij als proost de leiding had over een organisatie met een decaan, een schatmeester, 25 kanunniken, 8 kapelaans, 6 vicarissen en 6 koorknapen. Van hieruit onderhield hij nauwe contacten met het hof van Margaretha van Oostenrijk in Mechelen die landvoogdes van de Nederlanden was namens haar neef keizer Karel V.

Over Josquins levensavond zijn vrijwel geen gegevens bewaard gebleven. Bij testament liet hij zijn huis en landerijen aan de kerk na. Op zijn inmiddels verdwenen grafsteen stond (hier in vertaling):

  • Hier ligt Meester Josse Depres
  • Die voorheen proost was van deze plaats
  • Bid God voor de overledenen
  • Dat hij hun zijn paradijs verleent
  • Hij overleed in het jaar 1521 op 27 augustus
  • Gij zijt altijd mijn hoop geweest

Stijl

Josquin schrijft zijn muziek met de tekst als uitgangspunt. Bij eerdere componisten, zoals Guillaume Dufay en Johannes Ockeghem is de tekst nog weleens ondergeschikt geweest aan de melodieën. Tekst wordt zodoende goed verstaanbaar voor de toehoorder. Volledige vierstemmigheid wordt dan ook door Josquin bijna niet gebruikt.

Op het gebied van harmonisering van de samenklanken zet Josquin min of meer de norm. Zijn indeling op basis van harmonie volgens de cadensering van de trappen (V-I en ook IV-V-I) wordt door andere componisten vanaf die tijd veelvuldig gebruikt.

Een toepassing van zijn technieken is te vinden in het motet Ave Maria, virgo serena. Hierin gebruikt Josquin per vers een verschillende imitatietechniek. In het motet zijn te onderscheiden: (gewone) imitatie, paarsgewijze imitatie (twee stemmen imiteren twee anderen) en de canontechniek.

Composities

Zijn composities vallen in drie soorten uiteen en wel zijn motetten, missen en chansons. Maarten Luther sprak zijn bewondering uit over de muziek van Josquin, door hem te noemen: "meester van de noten, die doen moeten wat hij wil; andere componisten moeten doen zoals de noten willen".

Missen

  1. Missa ad fugam;
  2. Missa Ave maris stella (Rome, 1486-1495);
  3. Missa de beata virgine;
  4. Missa di dadi;
  5. Missa D’ung aultre amer (Milaan, 1483/85);
  6. Missa Faisant regretz;
  7. Missa Fortuna desperata;
  8. Missa Gaudeamus;
  9. Missa Hercules Dux Ferrariae (Ferrara, 1503/04);
  10. Missa La sol fa re mi;
  11. Missa L’ami baudichon;
  12. Missa L’homme armé sexti toni;
  13. Missa L’homme armé super voces musicales;
  14. Missa Malheur me bat;
  15. Missa Mater patris;
  16. Missa Pange lingua (Condé, na 1514);
  17. Missa sine nomine;
  18. Missa Une Mousse de biscaya.

Fragmenta missarum

  1. Credo chiascun me crie;
  2. Credo de tous biens playne;
  3. Credo vilayge (I);
  4. Credo vilayge (II);
  5. Gloria de beata virgine;
  6. Sanctus de passione;
  7. Sanctus D’ung aultre amer.

Motetten

  1. Alma redemptoris mater;
  2. Alma redemptoris mater / Ave Regina;
  3. Ave Maria... benedicta tu (vierstemmig);
  4. Ave munda spes, Maria (onvolledig overgeleverd);
  5. Ave nobilissima creatura;
  6. Ave Maria, virgo serena (Milaan 1484/85);
  7. Ave verum corpus natum;
  8. Benedicta es, caelorum regina;
  9. De profundis clamavi (vijfstemmig);
  10. Domine exaudi (toeschrijving qua stijl mogelijk);
  11. Domine, ne in fuore tuo (vierstemmig);
  12. Domine, non secundum peccata nostra (2-4-stemmig; voor Rome);
  13. Ecce, tu pulchra es, amica mea;
  14. Factum est autem;
  15. Gaude virgo, mater Christi;
  16. Homo quidam fecit cenam magnam;
  17. Honor, decus, imperium;
  18. Huc me sydereo descendere jussit Olympo (vijfstemmig);
  19. Illibata Dei virgo nutrix;
  20. In exitu Israel de Aegypto;
  21. In illo tempore assumpsit Jesus doudecim disciplus;
  22. Iniquos odio habui (vierstemmig, alleen tenorpartij bewaard);
  23. In principio erat Verbum;
  24. Inviolata, integra et casta es, Maria;
  25. Liber generationis Jesu Christi;
  26. Magnificat quarti toni (stilistisch mogelijk);
  27. Magnificat tertii toni (stilistisch mogelijk);
  28. Memor esto verbi tui;
  29. Miserere mei Deus (Ferrara, 1504/05);
  30. Misericordias Domini in aeternum cantabo (Frankrijk, 1480/83);
  31. Missus est Gabriel angelus ad Mariam Virginem;
  32. Mittit ad virginem;
  33. Monstra te esse matrem;
  34. O admirabile commercium (waarschijnlijk cyclus van vijf motetten);
  35. O bone et dulcissime Jesu;
  36. O Domine Jesu Christe (vijfdelige passiecyclus);
  37. O virgo prudentissima;
  38. O virgo virginum;
  39. Pater noster, qui es in caelis (Condé, 1505-1521);
  40. Planxit autem David;
  41. Praeter rerum seriem;
  42. Qui edunt me adhuc (toegeschreven);
  43. Qui habitat in adiutorio altissimi;
  44. Qui velatus facie fuisti (zesdelige passiecyclus);
  45. Salve regina (vierstemmig);
  46. Salve regina (vijfstemmig, 1502);
  47. Stabat Mater;
  48. Tu lumen, tu splendor;
  49. Tu solus qui facus mirabilia;
  50. Usquequo Domine oblivisceris me (auteurschap betwijfeld, wel stilistische overeenkomsten);
  51. Ut Phoebi radiis;
  52. Veni, sancte spiritus (ook aan Forestier toegeschreven, maar eerder van Josquin);
  53. Victimae paschali laudes;
  54. Virgo prudentissima;
  55. Virgo salutiferi (Ferrara, 1504/05);
  56. Vultum tuum deprecabuntur (zevendelige passiecyclus).

Chansons

  1. A la mort / Monstra te esse matrem;
  2. A l’heure que je vous;
  3. A l’ombre d’ung buissonet, au matinet (driestemmig);
  4. Adieu mes amours;
  5. Adieu mes amours (zes- of zevenstemmig);
  6. Baisé moy, ma doulce amye (vierstemmig);
  7. Belle, pour l’amour de vous;
  8. Bergerette savoyenne;
  9. Ce povre mendiant / Pauper sum ego;
  10. Cela sans plus;[2]
  11. Comment peult haver joye;
  12. Cueur langoreulx;
  13. De tous biens plaine[3] (driestemmig);
  14. De tous biens plaine (vierstemmig);
  15. Douleur me bat;
  16. Du mien amant;
  17. Dulces exuviae;
  18. El grillo;
  19. En l’ombre d’ung buissonet tout, au long (driestemmig);
  20. En l’ombre d’ung buissonet tout, au long (vierstemmig);
  21. Entré je suis en grant pensée[4] (driestemmig);
  22. Entré je suis en grant pensée[5] (vierstemmig);
  23. Fama malum;
  24. Faulte d'argent;
  25. Fors seulement (zesstemmig, slechts één stem bewaard);
  26. Fortuna d’un gran tempo;[6]
  27. Helas madame;
  28. Ile fantazies de Joskin;[7]
  29. In te Domine speravi per trovar pietà;
  30. Incessament livré suis à martire;
  31. Je me complains;
  32. Je n’ose plus;
  33. Je ris et si ay larme;
  34. Je sey bien dire;
  35. La belle se siet;
  36. La Bernardina;[8]
  37. La plus de plus;[9]
  38. Le villain [jaloux];
  39. Ma bouche rit et mon cueur pleure;
  40. Mon mary m’a diffamée;
  41. N’esse pas ung grant desplaisir;
  42. Nymphes des bois[10] (bij de dood van Johannes Ockeghem);
  43. Nymphes, nappés / Circumdederunt me;
  44. Parfons regretz;
  45. Petite camusette;
  46. Plaine de dueil;
  47. Plus n’estes ma maistresse (volgens Fallows echt);
  48. Plus nulz regretz;[11]
  49. Plusieurs regretz;
  50. Pour souhaitter;
  51. Quant je vous voye;
  52. Que vous madame / In pace in idipsum;
  53. Qui belles amours a
  54. Recordans de my signora;[12]
  55. Regretz sans fin;
  56. Scaramella va alla guerra;
  57. Se congié prens;
  58. Si j’ay perdu mon amy (driestemmig);
  59. Si j’ay perdu mon amy (vierstemmig);
  60. Tant vous aimme Bergeronette;
  61. Tenz moy en voz bras;
  62. Una mousse de Biscaye;
  63. Vive le roy (waarschijnlijk voor Lodewijk XII van Frankrijk);
  64. Vous l’arez, s’il vous plaist;
  65. Vous ne l‘arez pas;
  66. vocalise (vierstemmig).

Tijdgenoten

Josquin des Prez behoort tot de derde generatie van de Franco-Vlaamse School, evenals enkele van zijn tijdgenoten:

Overig

De schrijver Theun de Vries (1907-2005) publiceerde in 1960 een historische roman waarin Josquin des Prez een belangrijke rol speelt, 'Het motet voor de kardinaal'. In het boek figureren ook belangrijke tijdgenoten van Des Prez, als il Pinturicchio, Leonardo da Vinci en Michelangelo.

In 2005 was Des Prez ook een van de kansmakers op de titel De Grootste Belg, maar haalde de uiteindelijke nominatielijst niet en strandde op nr. 90 van diegenen die net buiten de nominatielijst vielen.

Bibliografie

  • W. Elders, Josquin des Prez en zijn muzikale nalatenschap, Hilversum, 2011, Uitgeverij Verloren, ISBN 978-90-8704-232-5
  • D. Fallows, Josquin, Turnhout, 2009, Brepols Publishers, ISBN 978-2-503-53065-9

Zie ook

Zie de categorie Josquin des Prez van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Franco-Vlaamse School van polyfonisten
Generatie 1Johannes BrassartGilles BinchoisSimon le BretonAntoine BusnoisGuillaume DufayThomas FabriHayne van GhizeghemArnoldus de LantinsHugo de LantinsRobert MortonJohannes PulloisJacobus Vide
Generatie 2Alexander AgricolaEloy d'AmervalJacobus BarbireauLoyset CompèreJean JapartJohannes MartiniJohannes Ghiselin alias Verbonnet • Johannes OckeghemJohannes StockemJohannes Tinctoris
Generatie 3Noel BauldeweynAntoine BrumelNicolaes CraenJosquin Des PrezAntonius DivitisAntoine de FévinHeinrich IsaacErasmus LapicidaNicolas LiégeoisJohannes LupiJacob ObrechtMatthaeus PipelarePierre de la RuePaulus de RodaGaspar van Weerbeke
Generatie 4Benedictus AppenzellerJakob ArcadeltAntoine BarbeJosquin BastonArnold von BruckJacobus Clemens non PapaThomas CrecquillonGheerkin de HondtTheodor EvertzFranciscus FloriusNicolas GombertLupus HellinckPierken JordainJoannes de LatrePierre de ManchicourtGherardus MesServaes van der MuelenCarolus SouliaertTielman SusatoGerardus van TurnhoutHieronymus VindersAdriaan WillaertJan van WintelroyJoannes Zacheus
Generatie 5Jan BelleSeverin CornetLudovicus EpiscopiusNoé FaignientJacobus FloriiBalduin HoyoulOrlando di LassoJacobus de KerleClaude LejeunePhilippus de MonteAndreas PevernageJacob RegnartPhilippe RogierMathieu Rosmarin (Mateo Romero) • Cypriano de RoreGerardus van TurnhoutJan van TurnhoutJacobus VaetHubert WaelrantGiaches de Wert
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.