Janske Gorissen

Johanna ("Janske") Gorissen (Welberg, gem. Steenbergen (Noord-Brabant), 15 september 1906 - Wouw, 7 maart 1960) was een omstreden Noord-Brabantse zieneres en draagster van stigmata.

Voorspel

Janske was de jongste dochter in het op de rand van armoede levende rooms-katholieke gezin van landarbeider Toon Gorissen. Lichamelijk achterblijvend tijdens de puberteit, slecht etend en later ziekelijk en bedlegerig, verdiepte ze zich in stichtelijke lectuur, zoals vrouwelijke heiligenlevens, waarin zij waarschijnlijk de voorbeelden vond van een berustend-vrome levenshouding en bijbehorende gedragslijn die ze als een predispostie bij zichzelf terugvond. Het verhaal luidt dat de ommekeer in haar kuise leven – ze benadrukte de kuisheid als hoogste deugd al sinds haar prille kinderjaren –, in 1929 teweeg werd gebracht door een vleermuis die het kamertje van haar ouderlijk huis waar ze ziek in bed lag, binnenvloog. Volgens Janskes waarneming maakte het dier loopings waarin een driecijferig, maar nooit duidelijk geworden getal is te herkennen. Het zou 666 hebben kunnen zijn, het getal van het beest en het symbool van de antichrist. Bovendien liet de vleermuis, alvorens het vertrek te verlaten, pootafdrukken op haar hoofdkussen achter. Het hele incident werd geïnterpreteerd als een bezoek van de duivel, een aanval van Het Kwaad.

De cultus

Janske krijgt na dit incident de volle aandacht én protectie van de kersverse, in 1928 aangestelde dorpspastoor Adrianus C.J.M. Ermen (1892-1972), die zich als reliekenverzamelaar en bevorderaar van de Mariadevotie laat kennen als een katholiek van de oude stempel. Ermen is gefascineerd door de veelal aan bed gekluisterde vrome vrouw, die kennelijk boodschappen uit de andere wereld krijgt. Cynici zullen later beweren dat Janske de eigen, hoogstpersoonlijke creatie van Ermen is, die droomt van Welberg als een tweede Fatima of Lourdes. Ze zegt twee hemelse boodschappers te hebben, de engelen Gabriel en de door niemand gekende "Solemnis", die haar de berichten van Maria doorgeven. Welberg wordt daardoor een plaats van intense Mariaverering, Janskes visioenen nemen toe en zij huilt "bloedtranen", die waarschijnlijk het gevolg zijn van zelf aangebrachte kerfjes in haar gezicht. Later nog vertoont zij vrijdags in de handpalmen en op de polsen stigmata. Bij één gelegenheid, in 1937 waargenomen door pastoor Witlox uit Deurne die Janske bezoekt, zouden bebloede doeken om haar hoofd de zich plots manifesterende wonden van Jezus Christus' doornenkroon hebben verborgen. Janske krijgt in het bisdom Breda maar ook daarbuiten grote bekendheid. Pelgrims uit alle delen van Nederland en zelfs België bezoeken inmiddels Welberg, dat door de lijdende zieneres en "Onze Lieve Vrouw van Welberg", of "Moederke Maria of "Moederke van Welberg", zoals de Brabantse manifestatie van de Heilige Maagd wordt genoemd, wijde bekendheid heeft gekregen. In de kerk hangt het schilderij van Maria zoals ze zich aan Janske heeft geopenbaard: een ongesluierde, jonge maagd met lange afhangende blonde lokken en vooruitgestoken, geopende handen, een werk van Wijnand Geraedts uit Swalmen.

Het medium Janske wordt naast Maria meer en meer zelf het onderwerp van verering. Hoogtepunten voor de pelgrims zijn de gelegenheden waarbij Janske in de dorpskerk aanwezig is en vanaf 1939 herhaalde malen als "Bruidje van Jezus" de gelofte van eeuwige kuisheid aflegt. Ondanks haar voorspelling dat Welberg ongeschonden uit de Tweede Wereldoorlog zal komen, wordt het dorp juist het toneel van zware strijd en verwoesting. Het schaadt haar reputatie niet. Integendeel! Direct na de bevrijding krijgt Janske een eigen, in mariablauwe tinten geschilderde kamer in de pastorie, waar zij tot 1948 woont. In haar beddengoed en kleren zijn voortaan de woorden "Bruidje van Jezus" geborduurd. Alles wijst er op dat Janske in deze jaren zelfs min of meer de regie voert in de pastorie en het doen en laten van de pastoor en kapelaans naar haar hand weet te zetten. In deze jaren wordt ze ook herhaaldelijk bezocht door Mgr.Lemmens van het bisdom Roermond, een fervent bevorderaar van de Mariaverering (die in haar vertrek de mis voor haar opdraagt), de Deurnse pastoor Witlox en tevens de burgemeester van Maastricht, jhr. Michiels van Kessenich. De financiële ondersteuning en giften van welgestelde aanhangers worden door haar en Ermen ondergebracht in de door hen opgerichte "Pastoor-Ermenstichting". Op haar beurt distribueert Janske het geld als 'hemelse weldoenster' weer onder de armen en zieken van de parochie. Persoonlijk blijkt zij er niet slechter van te worden: volgens sceptische ooggetuigen geurt ze in de schrale naoorlogse jaren naar dure parfum en hult ze zich in een kostbare bontjas die ze, zo bleek later, gekregen had van de zuster van bisschop Lemmens.

Standpunt van de rooms-katholieke kerk

Al in 1931 wordt bisschop Hopmans in Breda door pastoor Ermen van het bestaan van Janske en de wonderbaarlijke verschijnselen rond haar persoon op de hoogte gesteld. Maar deze stelt zich zeer terughoudend op, ook als in 1932 de bloedtranen worden gehuild, in december 1934 ze voor het eerst stigmata had en de individuele en groepsbedevaarten naar Welberg al lang op gang zijn gekomen. De grote reserve van Hopmans - tegenstanders van de verering zullen later beweren dat hij door een gebrek aan daadkracht alles op zijn beloop heeft gelaten - is in tegenstelling met het enthousiasme van bisschop Lemmens en een aantal kloosteroversten die van meet af aan in Janske geloven en de devotie die in Welberg is ontstaan bevorderen en overnemen. Voor de verbreiding van de devotie, die in tweede helft van de jaren 30 goed op gang was gekomen, nam Lemmens in 1940 contact op met het klooster van de Zusters Onder de Bogen in Maastricht, waar zijn zuster overste was. Deze congregatie nam dan ook als eerste de devotie van "Onze Lieve Vrouw van Welberg" over. Lemmens, Ermen en Janske bezochten daarna in 1943 en 1944 het zusterhuis van deze congregatie om de devotie verder te verbreiden en te versterken. De canonisatie van de Welbergse cultus leek nu door de Oost-Brabantse en Limburgse stimulans al een feit te zijn geworden, zonder dat het voorgeschreven kerkelijke onderzoek had plaatsgehad.

Pas in 1945 neemt Hopmans zijn eerste besluit: Janske wordt drie maanden ter observatie opgenomen in het gasthuis van het franciscanessenklooster Mater Dei - in de Bredase volksmond beter bekend als 'De Pius' - aan de Haagdijk in Breda. Het (nu gesloopte) tehuis stond onder leiding van de bisschop zelf, zodat hij te allen tijde gemakkelijk toegang had en Janske kon observeren. In die periode mocht zijn cliënt het gasthuis niet verlaten noch bezoek ontvangen om externe beïnvloeding te voorkomen. Volgens Janske, nu altijd in het wit gekleed, leefde ze slechts op water, thee en de hosties die ze kreeg toegediend als ze ter communie ging. Naar verluidt bleef ze stigmata houden en naar Janskes eigen zeggen bleef Gabriël haar de boodschappen van boven overbrengen. In het klooster waren na het vertrek van Janske de meningen over haar verdeeld: sommige nonnen geloofden rotsvast in de zieneres en namen plaats op de kerkbank waar Janske placht te zitten (een 'heilige plaats'), anderen meldden dat in de nachtelijke uren regelmatig voedsel uit de keuken verdween. Het is niet geheel duidelijk welke conclusies de twijfelende Hopmans heeft getrokken uit zijn observaties. Immers, na haar terugkeer leefde Janske onder de hoede van pastoor Ermen enkele jaren als een 'hofdame' in de Welbergse pastorie. Toen ze dan toch uiteindelijk in 1948 op last van het bisdom haar kamer in de pastorie moest verlaten, kwamen de eerste twijfels bij haar trouwe aanhangers en groeide het gevoel dat er iets niet helemaal klopte in Welberg.

De zaak neemt een wending als kardinaal De Jong er zich mee gaat bemoeien. Hij maant bisschop Lemmens nu tot grote terughoudendheid en verzoekt hem een punt te zetten achter zijn bezoeken aan Janske. Rome wordt ingeschakeld en die stelt zich door middel van consultoren van het Heilig Officie (nu: Congregatie voor de Geloofsleer) op de hoogte van wat er in Welberg rond Johanna Gorissen de afgelopen jaren is voorgevallen. Op verzoek van de nuntius, de vertegenwoordiger van het Vaticaan in Nederland, wordt in 1951 een driekoppige commissie van onderzoek ingesteld die de hele cultus doorlicht. De conclusie van de commissie, bestaande uit twee jezuïeten en een redemptorist, betekent de doodsklap voor de Mariadevotie in Welberg. Men had, zo luidt in het kort de slotsom, niet kunnen vaststellen dat de verschijnselen in het leven van Janske van bovennatuurlijke oorsprong waren. De hele cultus van het "Moederke van Welberg" wordt teruggebracht tot een aardse combinatie van overdreven devotie en valse mystiek, die gevoed werd door lichtgelovigheid. Mgr. Baeten, sinds 1945 coadjutor van Hopmans en vanaf 1951 diens opvolger als bisschop van Breda, maakt vervolgens op basis van de bevindingen van de commissie (in feite een uitspraak van Rome) onmiddellijk een eind aan de Welbergse Mariaverering en laat alle afbeeldingen die er naar verwijzen uit de kerk verwijderen. Binnen de parochie en de pastorie wordt het gesprek over Janske en Maria afgesloten. Janske zelf verlaat in 1951 Welberg en verhuist weer voor een tijdje naar het klooster Mater Dei in Breda.

Tot slot

Janske Gorissen komt niet meer terug in Welberg. Vanaf januari 1953 woont ze teruggetrokken en bedlegerig in een huis in Wouw dat ze gekregen heeft van pastoor Ermen. Ze overlijdt daar in 1960 op 53-jarige leeftijd en wordt in besloten kring begraven te Welberg. Naast haar rusten de in 1972 overleden pastoor Ermen en kapelaan Kock, die in 1944 door de Duitsers is gedood op verdenking van verraad. Zo nu en dan worden er nog rozen of kaarsen op Janskes graf geplaatst.

Het archief 'J.Gorissen/Welberg', aanwezig in het bisschoppelijk archief te Breda is gesloten, waardoor een compleet en verifieerbaar onderzoek naar Janske en de Mariadevotie in Welberg vooralsnog niet mogelijk is. Het schilderij van Geraedts is opgeslagen in het bisschopspaleis; zelfs Janskes beddengoed met de pootafdrukken van de vleermuis schijnt daar ook bewaard te worden. In het archief van het H. Officie in het Vaticaan bevindt zich eveneens een dossier over Welberg.

Opmerkelijk

Het gedrag van Janske vertoonde verbluffend veel overeenkomsten met haar evenzeer omstreden tijdgenote Therese Neumann (1898-1962), beter bekend als Therese von Konnersreuth, een Beierse boerendochter. Ook zij was bedlegerig, huilde bloedtranen, had soms een bebloede doek om haar hoofd en vertoonde de stigmata. Zij zei te leven van water en hosties.

Digitaal Vrouwenlexicon

Mede door het boek van Rinie Maas, Janske; haar wonderlijke leven, werd in 2014 een biografisch lemma van Janske Gorissen opgenomen in het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, dat wordt bijgehouden door het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, een afdeling van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen.

Literatuur

  • Delahaye, Albert, De parochie van St. Cornelis te Welberg (Steenbergen) 1928-1978. Zevenbergen, 1978.
  • Maas, Rinie, Janske; haar wonderlijke leven. Breda: Hollaers van Elkerzee, 2007. ISBN 978-90-78199-06-9
  • Margry, Peter, Bedevaartplaatsen in Noord-Brabant. Eindhoven, 1982.
  • Hell, Maarten, 'Gorissen, Johanna (1906-1960)', in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. Amsterdam: KNAW, 2014.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.