Jan Anne Beijerinck

Jan Anne Beijerinck (Lent, 4 december 1800Den Haag, 26 maart 1874) was een Nederlands waterbouwkundige. Hij is vooral bekend vanwege de droogmaking van de Haarlemmermeer en een ontwerp voor gedeeltelijke droogmaking van de Zuiderzee, het zogenaamde Plan Beijerinck.

Jan Anne Beijerinck
Jan Anne Beijerinck
Algemene informatie
GeboortenaamJan Anne Beijerinck
GeborenLent, 4 december 1800
OverledenDen Haag, 26 maart 1874
Land Nederland
Beroepwaterbouwkundige
Portaal    Wetenschap & Technologie

Levensloop

Beijerinck was zoon van Willem Beijerinck, commissaris-inspecteur bij Rijkswaterstaat, en Baukje Maria Dibbetz. Hij werd opgeleid door zijn vader en na diens vroegtijdig overlijden door zijn broer Martinus Gijsbertus Beijerinck.

In 1818 werd hij benoemd tot assistent bij het onderzoek naar de verbetering van de afwatering in de districten Nijmegen en Maas en Waal en daarna als opzichter bij werken in de Tielerwaard. In 1825 werd hij benoemd tot ‘adspirant-ingenieur’.

Vanaf maart 1826 was hij onder hoofdingenieur Jan Willem de Thomère belast met het ontwerpen en de uitvoering van de Zuidplaspolder. Na in 1834 tot ‘ingenieur 2e klasse’ te zijn bevorderd ontwierp hij samen met Frederik Willem Conrad (1800-1870) de indijking en uitbreiding van Rotterdam.

Vanaf 1837 werkte Beijerinck de droogmaking van de Haarlemmermeer. Nog voor de voltooiing volgde hij Abraham Caland op als hoofdingenieur van Zeeland. In april 1858 werd hij overgeplaatst naar Zuid-Holland, waar hij onder meer de Schielandplassen inpolderde.

In 1847 was Beijerinck een van de medeoprichters van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs.

In 1853 werd hij benoemd tot ridder van de Orde van de Nederlandse Leeuw en na een bezoek van Amadeus van Savoye aan de Haarlemmermeerpolder, tot ridder van de Orde van Sint-Mauritius en Sint-Lazarus. Beijerinck ligt begraven op begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag.

Werk

Haarlemmermeer

Op 6 november 1837 werd Beijerinck bij ministerieel besluit belast met de droogmaking van de Haarlemmermeer, zijn grootste werk. Voor deze droogmaking ontwierp hij onder meer de stoomgemalen De Cruquius, De Leeghwater en De Lynden.

Plan-Beijerinck

In de discussie rond de inpoldering van de Zuiderzee, in de tweede helft van de 19e eeuw, werd inpoldering van het ondiepe zuidelijke deel van de Zuiderzee werd wel haalbaar geacht. Beijerinck stelde daartoe in 1866 een eigen plan op.

Hij projecteerde een afsluitdam van Enkhuizen via Urk naar de vaste wal ten zuiden van de monding van de IJssel. Daarmee zou het zuidelijk deel van de Zuiderzee afgesloten worden en vervolgens kon het met stoommachines drooggelegd worden. Het Plan-Beijerinck werd uiteindelijk afgekeurd omdat de Raad van Waterstaat tot de conclusie kwam dat dit project financieel te weinig opbracht[1]

Commissiewerk

Beijerinck zat in talloze commissies die advies uitbrachten aan de regering over de meest uiteenlopende waterbouwkundige problemen.

Ook uit het buitenland werd hem om advies gevraagd, bijvoorbeeld voor de droogmaking van de moerassen in de omgeving van New Orleans en de aanleg van zeehavens in de Deense hertogdommen Sleeswijk en Holstein. Het laatste leverde hem een benoeming tot ridder van de Orde van de Dannebrog op.

Publicaties over Beijerinck

Zie de categorie Jan Anne Beijerinck van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.