Indicatorplant

Een indicatorplant is in de vegetatiekunde een indicatorsoort (of groep soorten) die indicatief is voor een bepaalde milieufactoren. Door het beschrijven van de eigenschappen van de soort kunnen uitspraken worden gedaan over uiteenlopende invloeden of veranderingen. Soms kan men informatie afleiden uit bepaalde eigenschappen van de soort, maar meestal betreft het de aanwezige aantallen binnen een gebied of juist afwezigheid van de soort.

Zo heeft Ellenberg bij planten met Ellenberggetallen voor een aantal factoren aangegeven voor welke waarden deze indicatief zijn. Vergelijkbare lijsten zijn ook gemaakt voor andere groepen, zoals mossen, korstmossen en algengroepen.

Deze kennis wordt bijvoorbeeld in de palynologie gebruikt om het milieu (met name het klimaat, en zo de klimaatveranderingen) in het verleden te reconstrueren.

Toepassing door Rijkswaterstaat

Indicatorplanten zijn planten die Rijkswaterstaat soms in de berm in z.g. proefvakken plaatst, teneinde vast te stellen of deze een natuurlijke en/of ecologische verrijking kunnen zijn van de wegberm. In totaal heeft men 450 soorten planten in de wegbermen geteld, waarvan er 150 een wezenlijke plaats vinden in de berm, de echte bermplanten.

Enkele voorbeelden zijn: korenbloem, reukloze kamille, gele ganzenbloem, klokje, klaproos, leeuwenbek en blauwe knoop.

Rijkswaterstaat beperkt het maaien van de bermen, omdat het tijd en geld kost en het vaak moeilijk en gevaarlijk is. Bovendien wordt door het maaien een gevarieerde begroeiing belemmerd.

Men zoekt het nu vooral in grassoorten waarbij veelvuldig maaien niet noodzakelijk is. Een ongemaaide berm verlokt de passerende automobilisten om er afval neer te gooien. Opruiming van dat afval langs bepaalde rijkswegen kost tijd en geld en zo gaat wat men aan de ene kant scheen te winnen, aan de andere kant toch weer verloren.

Bij het gebruikelijke onderhoud haalt men elke week van elke vijftig kilometer autoweg een vrachtwagen afval. Er zijn desondanks meerdere nadelen aan een hoger opgroeiende vegetatie. Het brandgevaar wordt groter en er worden meer zaden onkruid geproduceerd, die schadelijk kunnen zijn voor het aangrenzende cultuurland.

Gestreefd wordt naar een compromis van te gebruiken soorten planten die het uitzicht (bij kruispunten) niet te veel belemmeren, niet te hard groeien, niet te veel uitzaaien, etc. Rekening houdende met al deze factoren, plaatste Rijkswaterstaat langs diverse wegen een zg. proefvak met daarin zo'n 10 tot 12 verschillende indicatorplanten, waarbij ook gekeken wordt naar hun gedrag en hun gevoeligheid voor luchtvervuiling.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.