Heilige graal

De heilige Graal is een reliek of ander magisch voorwerp dat vanaf de twaalfde eeuw als motief dient in verschillende versies van de Arthurlegende, doorgaans als doel van een queeste. De Graal komt voor het eerst voor in Chrétien de Troyes' Perceval ou le Conte du Graal, waarin de Graal overigens nog niet heilig was. De Vlaamse graaf Filips van de Elzas heeft Chrétien de Troyes meegenomen naar Gent. In de Sint-Pietersabdij schreef hij zijn graalroman, naar eigen zeggen op basis van een boek aangeleverd door graaf Filips.

Afhankelijk van de auteur is de Graal een schaal of beker waarin het bloed van Christus door Jozef van Arimathea zou zijn opgevangen bij zijn kruisiging (hierover staat niets in de Bijbel), de beker die hij gebruikte bij het Laatste Avondmaal, de speerpunt waarmee hij werd doorboord terwijl hij aan het kruis hing of een edelsteen die uit Lucifers kroon viel toen hij uit de hemel stortte (ook dit staat niet in de Bijbel en is bovendien niet verwant aan de kruisdood). Ook de bovennatuurlijke krachten van de Graal variëren. De middeleeuwse legende van de Graal is misschien geïnspireerd op eerdere verhalen uit de klassieke en Keltische mythologie, waarin sprake is van hoornen des overvloeds en magische ketels.

Kerkelijke schrijvers vermeldden de Graal niet en de Katholieke Kerk negeerde de legende volledig, temeer omdat het verhaal aan de geschiedenis van de Britse Kerk bijna even veel waarde toeschreef als aan die van Rome.

Aard van de Graal

De heilige Graal, door Dante Gabriel Rossetti

Waarschijnlijk baseert de mythe van de Graal zich op fictie, want hij wordt voor het eerst genoemd in de 12e eeuw, zowel in de ridderroman Perceval ou le Conte du Graal van Chrétien de Troyes als in Estoire dou Graal van Robert de Boron. Daarna wordt de Graal in verschillende vertellingen genoemd, zoals in het epische meesterwerk Parzival van Wolfram von Eschenbach (ca. 1170-1220).

Volgens Robert de Boron is de Graal door Jozef van Arimathea in veiligheid gebracht. Sommigen beweren dat de Graal door een nakomeling van Jozef naar Glastonbury in Engeland werd gebracht.

De christelijke mythe van de Graal zou een variant kunnen zijn van de klassieke Keltische mythe over een pot of ketel die eeuwig leven geeft of andere magische krachten heeft. Het lag immers in de lijn van de kerstening om heidense symboliek te verwerken in de christelijke doctrine. Hoe dan ook, deze mythe heeft aanleiding gegeven tot verscheidene verhalen zoals van de queeste van koning Arthur en Parzival. Volgens die legendes was Galahad de enige ridder die de Graal kon vinden.

Anderen meenden dat de heilige Graal naar het zuiden van Frankrijk werd gebracht, naar de Languedoc. Hier zou het katharisme, een gnostische religie, tot bloei komen, maar later door een kruistocht worden uitgeroeid. Verondersteld werd dat de Graal zich bevond in de burcht van Montsegur, de laatste vesting van de katharen. De legende werd versterkt doordat er vlak voor de val van de burcht enkele leiders zouden zijn ontsnapt uit de burcht. Dit gaf aanleiding tot de speculatie dat zij de Graal mee hadden genomen.

Een andere groep van onderzoekers vindt een Scythisch-Iraanse oorsprong voor deze verhalen.[1]

Nog anderen beweren dat het bij de zoektocht naar de heilige Graal enkel gaat om de zoektocht naar het goddelijke in ons. Gezien de bronnen en de thematiek zou het hier vooral gaan om een gnostisch tafereel.

De zoektocht naar de heilige Graal door Sir Edward Burne-Jones

Interpretaties

Ridderroman met een afbeelding van Perceval à la Recluserie
Sangreal door Arthur Rackham, 1917 (uit The Romance of King Arthur and His Knights of the Round Table)

De heilige Graal heeft door de eeuwen heen talloze auteurs geïnspireerd tot al dan niet wilde verhalen, die graalromans worden genoemd. Vaak worden deze romans verduisterd over geheimen, mysteries, complottheorieën en geheime orden. De Tempeliers komen in vele verhalen voor en het is algemeen geweten dat zij veel met de graal bezig waren. Sommige geloven dat zei deze zelfs verborgen hebben. Ook Magnus Opus, de rijke orde, komt in sommige verhalen voor. Al is hun rol onduidelijk in heel het gebeuren.

Chrétien de Troyes noemde de heilige Graal voor het eerst in de 12e eeuw in zijn graalroman Perceval ou le Conte du Graal. Perceval of Parzival is een ridder van de Ronde Tafel van Koning Arthur. Toch is deze Graal bij Chrétien nog niet wat hij in latere legenden is geworden. De Graal is hier un graal, een schaal of kelk, waaruit de Visserkoning een hostie neemt die hem voedt. De Graal zou magische krachten bezitten, zoals onsterfelijkheid, geneeskrachtige werking, en de mogelijkheid tot communiceren met God.

Een economische interpretatie van De Troyes' graallegende, die teruggaat op Richard Wagner, is dat de Graal symbool staat voor een nieuwe vorm van financieel gewin, de sakh of (in de verbeelding, blanco) cheque die Joodse handelaren vanuit Arabië in het middeleeuwse Europa hadden geïntroduceerd. De alleen rondreizende ridder (op zichzelf een onrealistische figuur) zou dan een geromantiseerde vertegenwoordiger zijn van de opkomende klasse van handelaars. Deze interpretatie wordt kracht bijgezet doordat de legende zijn bekendste vertolker vindt te Troyes, een belangrijk handelscentrum tijdens de hoge middeleeuwen.[2]

Michael Baigent, Henry Lincoln en Richard Leigh publiceerden het boek Het heilige bloed en de heilige graal, alwaar de theorie over het nageslacht van Jezus Christus werd geponeerd. Dit thema werd ook verkend door Laurence Gardner in Bloodline of the Holy Grail.

Lynn Picknett en Clive Prince beschreven in hun boek The Templar Revelation verschillende mythen over vrijmetselarij, katharen, tempeliers, met een knipoog naar Maria Magdalena en Johannes de Doper.

Een totaal andere gedachte is de theorie dat de heilige Graal een aantal documenten is. Deze documenten zouden het bewijs vormen dat Jezus getrouwd was met Maria Magdalena. Uit dit huwelijk zou Sarah zijn geboren. Deze documenten werden sangreal genoemd, een woord dat op twee manieren te splitsen valt: san-greal (heilige Graal) en sang-real (koninklijk bloed: verwijzend naar de bloedlijn van Maria Magdalena). Dan Brown gebruikte dit thema in zijn roman De Da Vinci Code, verschenen in 2003. Brown spreekt in zijn verhaal van een samenzwering van de katholieke kerk tegen de heilige Graal. De documenten zouden bewijzen dat Jezus afstammelingen zou hebben en dat er op dit moment nog erfgenamen van Jezus op de wereld zouden rondlopen. Van dit verhaal werd een film gemaakt.

Zie Ook

Zie de categorie Holy Grail van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.