Geschiedenis van de Cycladische beschaving

De geschiedenis van de Cycladische beschaving begint rond 3100 v.Chr. Zij wordt onderverdeeld in een Vroeg-, Midden- en Laat-Cycladische periode. Daarvoor waren de Cycladen al bewoond in het Laat-Neolithicum omwille van de klimatologische en geologische omstandigheden op de Cycladen

Neolithische beschavingen

De eerste beschavingen op de Cycladen ontwikkelden zich laat door het droge klimaat en de schaarse begroeiing van de Cycladen, die met de vroegste technieken nog niet konden worden overkomen. In het Laat-Neolithicum (5300-4500 v.Chr.) ontstonden de eerste permanente nederzettingen op de Cycladen.

Saliagoscultuur (4300 - 3700 v.Chr.)

De Saliagoscultuur ontstond in het Laat-Neolithicum op het Melische schiereiland Saliagos, met verschillende sites, die onder meer als nederzetting, uitkijkpost voor voorbijzwemmende tonijnen, jachtkampen en dergelijke dienden. Ook Antiparos en Vouni op het eiland Antiparos, Grotta op Naxos en andere Melische nederzettingen. Het schiereiland Saliagos, dat op een landengte tussen Paros en Antiparos lag, kende nederzettingen omringd met een muur, waarbinnen rechthoekige huizen op stenen funderingen stonden. De ontwikkeling van sites op Melos is niet zo verwonderlijk, omdat het Melische obsidiaan rond deze periode in heel het Egeïsche gebied verspreid zal worden. De keramiek is zwartgekleurd en gepolijst wanneer het om fijnere waren gaat. Kenmerkend zijn de open kommen op hoge voeten. We vinden tevens de eerste voorbeelden van marmeren vioolkistidolen van het abstracte type, terwijl er ook meer realistische marmeren beeldjes gemaakt worden zoals "The Fat Lady of Saliagos". In deze periode werden vooral schapen gehouden op de Cycladen, maar ook schelpdieren werden door de inwoners van Saliagos verzameld.

Kephalacultuur (3300 - 3200 v.Chr.)

In de Kephalacultuur (Laat-Neolithicum) werden nog steeds grotten bewoond (voornamelijk voor handel) zoals de Zasgrot op Naxos. Daarnaast waren ook rechthoekige huizen met één of meerdere kamers. Vermoedelijk vormde deze cultuur de voorloper van de Grotta-Peloscultuur.

Vroeg-Cycladische periode (3100 - 2000 v.Chr.)

De Vroeg-Cycladische periode kan aan de hand van de architectuur ingedeeld worden in drie grote hoofdperiodes, namelijk de Vroeg-Cycladisch I, Vroeg-Cycladisch II en Vroeg-Cycladisch III periode, die elk nog eens verder opgedeeld worden in aparte culturen.

Vroeg-Cycladisch I periode (3100 - 2600 v.Chr.)

De Vroeg-Cycladisch I periode kan ingedeeld worden in twee grote periodes: de periode van de Lakkoudes- (VC Ia), Pelos- (VC Ib) en Plastiriscultuur (VC Ic) en die van de Grotta-Kamposcultuur (VC Id of VC IIa (Ch. Doumas)). We moeten hierbij opmerken dat de zuidelijke Cycladen in deze periode dichter bevolkt waren dan de noordelijke.

Lakkoudes-Peloscultuur (3100 - 2600 v.Chr.)

Van de Lakkoudes- tot en met de Plastiriscultuur bouwt men eenkamerhuizen met plat dak op een rolkeien (op Melos) of schiststukken (op Keos) sokkel. Ze waren opgetrokken uit vergankelijk materiaal zoals hout, takken, riet of leem. Dit zou veranderen onder de Grotta-Kamposcultuur.

Archeologische vondsten op de Cynthus-heuvel op Delos wijzen op een vroege nederzetting uit het 3e millennium v.Chr. Het eiland was toen reeds een religieus centrum. Ook op Naxos verrezen rond 3000 v.Chr. reeds de eerste nederzettingen. De Cycladen werden toen slechts bezet door kleine nederzettingen.

Marmergroeve op Naxos.

De doden werden landinwaarts begraven in steenplaatgraven. Als gaven werden kralenhalskettingen uit plaatselijke steensoorten, keramiek en marmeren vaatwerk meegegeven. Het aardewerk werd gekenmerkt door haar donkerkleurige zware kommen met een bovenaan lichtjes naar binnen welvende dikke gerolde rand. Ze waren aan de oppervlakte gepolijst opdat ze tijdens het bakken niet poreus zouden worden.

Grotta-Kamposcultuur (3100 - 2600 v.Chr.)

In de Grotta-Kamposcultuur worden rechthoekige tweekamerhuizen gebouwd uit kleine of middelgrote stenen, die ter nivellering in een kleibed geplaatst werden. De huizen werden op een hogere fundering geplaatst dan in de voorgaande culturen.

Vroeg-Cycladisch II periode (2600 - 2000 v.Chr.)

De Vroeg-Cycladisch II periode begint met de bloeiperiode van de Keros-Syroscultuur (VC IIa), die wordt opgevolgd door de Kastricultuur (VC IIb), dewelke een achteruitgang betekende.

Keros-Syroscultuur (2600 - 2300 v.Chr.)
Hoofd van een vrouwenfiguur, Keros-Syroscultuur, Vroeg-Cycladisch II (2700/2600-2300 v.Chr.), Louvre.

De nederzettingen zouden nu versterkt worden, mogelijk tegen vijandige aanvallen van de Minoërs of tegen de bewoners van de Cycladen onderling die zich mogelijk bezondigden aan piraterij. Het is onder deze cultuur dat de beroemde "Frying Pans" tot stand komen[1].


De huizen werden met verdiepingen uit goed geplaatste schistplaten opgetrokken. De woningen in het versterkte Ayia Irini op Keos, die volgens eenzelfde as waren aangelegd, hadden hierbij stenen deurposten en dorpels. Ook Markiani op Amorgos werd versterkt met een bastion. De huizen van het onversterkt gebleven Sharkos op Ios, die in verschillende huizenblokken verbonden door straten en pleinen waren ingedeeld, hadden tot drie meter hoge bovendiepingen.

Kastricultuur (2300 - 2000 v.Chr.)

Er ontstaan tijdelijke nederzettingen in Kastri op Syros, de Kynthosberg op Delos, Panoromos op Naxos en Christiana bij Thera. Enkel Ayia Irini op Keos wordt later nog bewoond
De kleine tijdelijke sites worden gekenmerkt door absidiale huizen in een chaotische schikking. De sites werden beschermd, met onder andere halfronde bastions in Kastri.

Vroeg-Cycladisch III periode (2300 - 1800 v.Chr.)

De Vroeg-Cycladisch III periode is de periode van de Phylakopi I-cultuur, hoewel de Kastricultuur soms als Vroeg-Cycladisch IIIa gerekend worden. Ze wordt gekenmerkt door een afname van nederzettingen.

Phylakopi I-cultuur (2000 - 1800 v.Chr.)
Een terracotta kernos gevonden in een tombe op Melos (Vroeg-Cycladisch III, ca. 2000 v.Chr.).

De Phylakopi I-cultuur, genoemd naar de stad Phylakopi op Melos, werd gekenmerkt door kleine rechthoekige huizen die onregelmatig geschikt waren en het invoeren van in rotsen uitgehouwen grafkamers. Het aantal nederzettingen nam vanaf 2200 v.Chr. af ten gevolge van piraterij, waardoor de andere nederzettingen - en zeker Phylakopi - toenamen in grootte. Er zijn nu nog maar één à twee grote nederzettingen per eiland (o.a. Ayia Irini). Op haar hoogtepunt telde Phylakopi zelfs enkele duizenden zielen.

Midden-Cycladische periode

De Midden-Cycladische periode is er een van bloei en plotse ommekeer. Ze kan worden opgedeeld in twee grote periodes, namelijk de Midden-Cycladisch I en Midden-Cycladisch II periode.

Midden Cycladisch I periode - Phylakopi II.1- en Ayia Irini IV-cultuur (1800 - 1700 v.Chr.)

De architectuur wordt gekenmerkt door goed gebouwde huizen met twee tot vier kamers. Er was een beperkt gebruik van grote ruwe stenen bij de bouw. In de Second City van Phylakopi vinden we huizenblokken langs de in de windrichtingen georiënteerde trappenstraten. In Ayia Irini verrijst een primitieve tempel.

Midden-Cycladisch II periode - Phylakopi II.2-cultuur (1700 - 1550 v.Chr).

De Phylakopi II.2-cultuur zette door, maar Melos bezat niet genoeg grondstoffen en plaats om de cultuur tot volle bloei te zien komen. Terwijl Phylakopi rond 1500 v.Chr. volledig verwoest wordt door een aardbeving of een Minoïsche inval, kent Ayia Irini een grondige architecturale herschikking. Er wordt een volledig nieuwe versterking uit goed bewerkte grote natuurstenen opgetrokken rond deze laatste nederzetting. De Phylakopicultuur ging over in een sterk Minoïsch getinte cultuur.

Laat-Cycladische periode (1550 - 1100 v.Chr.)

Een vaas met Lineair A-opschrift gevonden in Akrotiri op Santorini.
Laat-Cycladisch fresco van antilopen uit Akrotiri.

De Cycladische cultuur in deze periode was Minoïsch getint. Er zijn dan ook sporen gevonden die aantonen dat de Minoërs rond deze tijd de Cycladen veroverd en gekoloniseerd zouden hebben. In 1628 v.Chr. vernietigde een vulkaanuitbarsting op Thera een groot deel van Santorini, de bakermat van de Cycladische cultuur. Men kan deze periode opdelen in drie grote periodes, namelijk de Laat-Cycladisch I, de Laat-Cycladisch II en de Laat-Cycladisch III periode.

Laat-Cycladisch I periode (1550 - 1500 v.Chr.)

De architectuur in de Laat-Cycladisch I periode wordt gekenmerkt door onregelmatige (getande) muren voor de gewone woningen en veel vakwerk met kleinere stenen in leem of Ashlar Masonry (natuurstenen) voor de belangrijke gemonumentaliseerde gebouwen of woningen. In Phylakopi krijgt men blokvorming van tegen elkaar aangeplakte huizen met het groot huis in het midden ervan. In Akrotiri echter heeft men een onregelmatige inplanting met (soms ver) uit elkaar liggende huizenblokken en zelfs geïsoleerd staande grotere woningen. Men kent nu huizen van minstens twee verdiepingen met kelder, waarvan het gelijkvloers dient als magazijn en atelier, terwijl zich boven de private woning bevindt. Deze huizen hebben (grote) vensters - ook tussen twee kamers in - voor verlichting. Men kent nu ook (miniatuur)fresco's met onder meer krijgsscènes, lustrale bassins en pijlercryptes.
In Ayia Irini komt nu een losstaande langwerpige tempel met banken tegen de wanden, die meermaals herbouwd werd. In het Huis A te Ayia Irini vindt men wat men vermoedt een huisschrijn te zijn. Op alle Cycladische eilanden vinden we nu huisheiligdommen.

Laat-Cycladisch II periode (1500 - 1450 v.Chr.)

De Laat-Cycladisch II periode is niet zo goed geattesteerd, omdat Ayia Irini rond 1400 v.Chr. door een aardschok verwoest werd en Phylakopi deels door vuur - mogelijk door een gewelddadige Myceense verovering - verwoest wordt.

Laat-Cycladisch III periode (1450 - 1100 v.Chr.)

De architectuur heeft in de Laat-Cycladisch III periode vele kenmerken van de Myceense architectuur overgenomen. We vinden nu paleizen met een megaron op Phylakopi en op Delos. Er worden nu ook een elftal nieuwe nederzettingen aangetroffen op de Cycladen. De Cycladen delen voortaan in het lot van de Myceense wereld en zullen dus ook rond 1200 v.Chr. verwoesting kennen. Hierna ging de Griekse architectuur op de eilandengroep overheersen.

Voetnoot

  1. J.E. Coleman, Frying Pans of the Early Bronze Age Aegean, in AJA 89 (1985), pp. 191-219.

Literatuur

  • J.A. MacGillivray - R. L. N. Barber (edd.), The Prehistoric Cyclades, Edinburgh, 1984.
  • R.L.N. Barber, The Cyclades in the Bronze Age, Iowa City, 1987.
  • "The Neolithic sequence in the Cycladic islands", Lesson 2: The Neolithic Cultures of Thessaly, Crete, and the Cyclades, in J.B. Rutter, The Prehistoric Archaeology of the Aegean, projectsx.dartmouth.edu, 1997².
  • Lesson 4: The Early Cycladic Period, in J.B. Rutter, The Prehistoric Archaeology of the Aegean, projectsx.dartmouth.edu, 1997².
Zie de categorie Cycladic culture van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.