De wenswerkster

Tom Poes en de wens-werkster (in boekuitgaven/spraakgebruik verkort tot De wenswerkster) is een verhaal uit de Bommelsaga, geschreven en getekend door Marten Toonder. Het verhaal verscheen voor het eerst op 14 januari 1953 liep tot 16 april van dat jaar. Thema : Zo gewonnen zo geronnen.

Het verhaal

Sinds enige tijd woont Querulijn Xaverius Markies de Canteclaer van Barneveldt in een nieuwgebouwd buiten in de buurt van slot Bommelstein[1] en hij dient zich bij zijn buurman aan om de door hem verafschuwde 'steenklomp' bij een etentje op te kopen. Heer Ollie tracht de markies op gepaste wijze te ontvangen, maar door zijn en Joost zijn onhandigheid wordt het bezoek een farce en hij ontslaat zijn trouwe bediende op staande voet.[2] De markies kondigt vanwege de doorstane vernederingen een duel aan.

Tom Poes wijst zijn vriend op een vallende ster en heer Ollie wenst iemand die voor hem zorgt en al zijn moeilijkheden oplost. Meteen dient zich een vreemde werkster aan, die zich Wijmpje noemt en ze doet alle klusjes die haar opgedragen worden. Dat komt mooi van pas, want met haar hulp wint heer Ollie het duel met de markies met gemak. De grootste en beste taart bakken, een zijarm van de Rommel droogleggen en de meest ridderlijke daad verrichten.[3]

Heer Ollie besluit met Wijmpje grotere opdrachten aan te gaan en ze vinden op hun weg met de Oude Schicht[4] het oude slot Troebeloo[5], dat door de gemeente als rusthuis voor overspannen overheidsdienaren wordt beheerd. Burgemeester Dickerdack zit er persoonlijk somber voor zich uit te staren. Hij staat toe dat het trio er tijdelijk logeert. Er is echter wel veel vervuiling. Nacht na nacht worden moddersporen gevonden en Tom Poes merkt op dat die uit een put op de binnenplaats komen. Wijmpje tracht desgevraagd de oorzaak op te ruimen en dan blijkt de vervuiling van een stel moddermannetjes te komen. Wijmpje pakt die stevig aan, maar wanneer ze heer Ollie veel geld beloven, laat die ze verder hun gang gaan. Ze beloven hem meer florijnen dan de heer van het kasteel.

Intussen geeft burgemeester Dickerdack zijn strijd tegen de vervuiling op en hij vertrekt naar Rommeldam. Hij is van plan het Troebeloo-krot als vermaakcentrum ter beschikking te stellen van de burgerij. Hij draagt heer Bommel tijdelijk het beheer van het kasteel op. Maar bij zijn vertrek ziet hij de nieuwbakken beheerder omkomen in de munten en bankbiljetten. Heer Bommel steekt zelfs zijn pijp aan met een biljet van hoge waarde.[6] De burgemeester vertrekt boos, omdat heer Bommel zegt dat het geld nu van hem is als de nieuwe beheerder. Maar Bommel zal nog van hem horen. Laatstgenoemde ligt lui achterover in een berg geld. Dat gaat een aantal dagen zo door, totdat Tom Poes vraagt wanneer ze nu verdergaan met het schoonmaken van de wereld. Ook werkster Wijmpje spreekt haar verontrusting uit tegen Tom Poes. Het is geld uit modder!

Ook zakenman Bul Super komt ter ore dat er een steenrijk figuur op slot Troebeloo woont. Wanneer Wijmpje hem binnenlaat bij heer Bommel ziet hij een grotere hoeveelheid geld dan hij ooit had verwacht. Heer Bommel geeft nog een demonstratie van meer geld maken en dan is de maat voor Bul Super vol. Hij trekt zijn revolver maar wordt door een commando van Tom Poes aan de werkster ruw buiten geworpen. Zijn maat Hiep Hieper maakt hem een compliment, omdat hij met enige bankbiljetten komt aanzetten. Maar Bul vindt het kruimelwerk. Als ze het goed aanpakken zijn ze voor de rest van hun leven geborgen. Maar hun eerste inbraakpoging wordt simpel verijdeld door het geïnstalleerde alarmsysteem. Vervolgens blazen de twee zakenlieden met dynamiet een muur op. Maar de massa geld is zo groot dat het duo versuft in een geldbad zit als de politie komt. Bulle Bas komt persoonlijk naar de plaats delict en arresteert Super en Hieper, maar merkt wel op dat de hoeveelheid opgeslagen geld te denken geeft. Hij laat het inbrekersduo opsluiten. Vervolgens gaat hij voor overleg over het slot Troebeloo naar burgemeester Dickerdack voor een vertrouwelijk gesprek. Burgemeester Dickerdack laat de gevaarlijke berg geld ambtelijk afhandelen. Ambtenaar eerste klasse Dorknoper meldt zich ter plaatse, geassisteerd door de heren Droogsteen en Stoppelkoren van de belastingrecherche. Ze komen het vermogen van heer Bommel controleren. Het overtollige geld wordt afgevoerd en heer Bommel houdt tot zijn ontzetting 1 florijn over.

Heer Bommel is eerst ontroostbaar, vooral omdat Wijmpje vindt dat de kruiers de boel aardig hebben opgeruimd. Tom Poes helpt zijn vriend. De moddermannetjes hebben immers beloofd de kasteelheer meer florijnen te geven dan de echte eigenaar van het kasteel. Het geld stroomt al snel weer omhoog vanuit de put, zodat Wijmpje het weer kan opbergen. Maar heer Bommel is nu toch achterdochtig geworden. Hij kan immers niet weten of hij meer geld heeft dan de eigenaar, die hij immers niet kent. Tom Poes belooft om de eigenaar te gaan zoeken, om van het gezeur af te zijn. Bovendien zegt Wijmpje alvast haar dienstverband op. Over een week is haar proeftijd om en het aangeboden werk is niet conform de regels van de werksterren-unie. Vandaar!

Tom Poes krijgt intussen van een vissende journalist Argus te horen dat de markies ook de eigenaar van het slot Troebeloo is. De edelman wordt dermate geprikkeld door de verhalen van Tom Poes over geld, dat hij heer Bommel opnieuw voor een duel uitdaagt. Dit keer wordt het een kaartspel met een ferme inzet in een naburig hotel. Tijdens het spel verwondert Tom Poes zich over de snel slinkende geldvoorraad van BEIDE spelers. Wijmpje legt hem uit dat dit een geldschoonmaak is. Moddergeld ruimt zichzelf op.[7] Aan het eind van het spel heeft heer Bommel gewonnen. Hij heeft 1 florijn en de markies niets meer. De markies vertrekt als een waardig verliezer en heer Bommel wordt ruw buiten geworpen door de hotelier wegens wanbetaling van de genuttigde consumpties. Wijmpje stelt fijntjes: “zo gewonnen zo geronnen” en Tom Poes merkt op dat de markies alleen zijn contante geld kwijt is. Ook heer Bommel heeft toch nog bezittingen? Heer Bommel gaat ten einde raad terug naar Troebeloo.

Op het kasteel zitten ambtenaar Dorknoper en burgemeester Dickerdack hem op te wachten. De bouwcommissie heeft het slot onbewoonbaar verklaard. De logeervergunning is ingetrokken en het pand gaat terug naar de oude eigenaar. Tom Poes stelt voor terug naar kasteel Bommelstein te gaan. Heer Bommel heeft zijn kasteel en zijn bankrekeningen immers nog! De moddermannetjes nemen ook nog eens wraak door met modder te gaan gooien.[8] Heer Bommel geeft Wijmpje opdracht in te grijpen maar tevergeefs. Haar diensttijd zit erop en ze wandelt het verhaal uit. Heer Bommel en Tom Poes lopen haar rennend voor de modder achterna. Tom Poes wijst hem op een vallende ster en heer Bommel wenst daarop dat alles weer gewoon wordt zoals vroeger op Bommelstein.

De twee vrienden zitten nu bemodderd en verslagen onder een boom. Ze horen een auto en zien de Oude Schicht verschijnen, bestuurd door bediende Joost. Zijn zwager, die bode is ten stadhuize, had hem over de moeilijkheden van zijn ex-werkgever verteld. Uit een valies haalt hij een schone ruitjesjas. Heer Bommel biedt Tom Poes en Joost zijn excuses aan. Zijn goede vader wist dat geld geen rol speelde, en daar heeft zijn zoon zich niet aan gehouden. Heer Bommel vraagt Joost weer in dienst te komen, die daar graag mee akkoord gaat. Onderweg komen ze de markies tegen, die voor een mooie maaltijd wordt uitgenodigd. Tijdens het eten wil de markies graag weten hoe heer Bommel al die florijnen heeft laten verdwijnen. Heer Bommel slaagt er niet in dat uit te leggen. Hij besluit maar op de wens-werk-ster te drinken. Tom Poes vindt dat mooi gezegd, maar wel jammer dat ze dat niet meer kan horen, want dan zou ze vast gebleven zijn. Joost beëindigt het verhaal met de laatste zin:

"Dat zou me gespeten hebben, met uw goedvinden. Ik houd niet van vrouwspersonen in mijn keuken."

Noten

  1. De markies is al eerder op bezoek geweest maar is van nu af aan tot Het einde van eindeloos de vaste buurman van Heer Ollie.
  2. Na enige dreiging met ontslag over en weer is dit het eerste effectieve ontslag in de Bommelsaga. De opvolgende drukke sollicitatierondes leveren niets op.
  3. De winnaar kan blijven waar hij is, de verliezer gaat heen. Maar dat blijkt dus weer niet voor de markies te gelden.
  4. Wijmpje achterop!
  5. De markies heeft het aan de gemeente in bruikleen gegeven. Het ligt circa 60km ten noorden van de stad Rommeldam.
  6. Dat heeft hij eerder vertoond in het verhaal: De Superfilm-onderneming.
  7. De markies speelt met de opbrengst van zijn wapenfabrieken, heer Bommel met zijn modderputgeld.
  8. Hun liedje luidt: Niet alles is goud, niet alles is geld wat er blinkt. Soms is het modder. Leve de modder die stinkt!
Voorganger:
Vriend vijand
Bommelsaga
14 januari 1953 - 16 april 1953
Opvolger:
Heer Bommel en zijn iksel
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.