De blijdschapper

Heer Bommel en de blijdschapper (in boekuitgaven/spraakgebruik verkort tot De blijdschapper) is een verhaal uit de Bommelsaga, geschreven en getekend door Marten Toonder. Het verhaal verscheen voor het eerst op 28 maart 1970 en liep tot 7 juli van dat jaar.[1] Het centrale thema in dit verhaal is de "blijde boodschap van de leedaanzegger".

Het verhaal

Op een gure aprildag treffen Joost en de uit de Kleine Club terugkerende heer Bommel elkaar buiten het kasteel in de regen. De kasteelheer vertelt dat in de stad iedereen klaagt en moppert. Volgens Joost waart De Zwarte Zwadderneel rond.

Even latyer koopt Heer Bommel van een voerman (Hocus Pas) een boekwerkje waarin wordt uitgelegd hoe wat geluk te brengen in de maatschappij. In de keuken is Joost bezig met een tweede maaltijd, met als basis gevulde kip. Heer Bommel wil van hem het kruidje zevendood, een kleine wolfsklauw en ook een kippenhart met enige staartveren. Joost gebruikt in de keuken echter slechts tijm en dille. Heer Bommel vindt een deel van zijn verlanglijstje in de vuilnisbak en gaat voor de kruiden naar het oude kerkhof. Daar treft Tom Poes hem bij volle maan. Hij legt uit dat hij kruiden bij volle maan zoekt omdat hij een antiek boek heeft gelezen. Tom Poes loopt vervolgens langs het kasteel terug naar huis en brengt Joost van zijn zorgen op de hoogte.

Heer Bommel heeft intussen al de magische spullen op het kerkhof verborgen en zegt een spreuk op. Terwijl hij wacht op een gebeurtenis, komt een klein zwart mannetje met paraplu langs, die zegt Cornelis Zwadder te heten. Heer Bommel legt uit dat hij een zonnetje wil brengen en daarom riep. Cornelis weet wel dat na regen zonneschijn komt, een mooie gedachte in deze sombere tijden waarin slechts aan stoffelijke welvaart gedacht wordt. Heer Bommel is met dit antwoord tevreden en neemt zijn gast als logé mee naar huis.

Heer Ollie wil iedereen wel gelukkig maken, te beginnen bij Joost. Hij heeft zijn best gedaan op het kerkhof, maar er kwam niemand langs. Maar Cornelis heeft een middel: de wegen der smart bewandelen. De hovaardigheid en winderigheid moeten worden uitgebannen. Heer Bommel is blij met deze hulp, zo kan hij rustig gaan slapen. Gedurende de nacht steekt er een zware storm op.

In de stad Rommeldam meldt nachtwaker Dompers een inbraak bij de Rommeldamse Bank aan commissaris Bulle Bas en brigadier Snuf.[2] De dieven hebben een zak gouden florijnen buitgemaakt met achterlating van hun hoofddeksels en hebben waarschijnlijk builen op het hoofd gekregen in het gevecht. Cornelis zet de politie bewust op het spoor van slot Bommelstein en de andere ochtend worden heer Bommel en bediende Joost ingerekend. Een zak met gouden florijnen uit de kluis wordt in beslag genomen, nadat gebleken is dat de hoofddeksels passen en heer Bommel builen op het hoofd heeft. Tom Poes komt langs als de arrestanten worden afgevoerd en herkent het hoofddeksel van Bul Super. Als Tom Poes op een hekje diep zit na te denken komt Cornelis Zwadder langs, die hij onmiddellijk herkent als de Zwarte Zwadderneel. Laatstgenoemde wil niet meer zo worden genoemd; hij is nu "blijdschapper" geworden en brengt nu vrede en geluk. Dat is moeilijk, omdat er overal nog te veel van het goede is, zeer zeker bij heer Bommel en Joost. Zijn vriend is echter gearresteerd omdat hij geen alibi had. Tom Poes kan eenvoudigweg vertellen van de ontmoeting op het kerkhof en de vrijlating zal de ongelukkige blij maken.

Cornelis Zwadder wordt nog steeds gehinderd door de meetrekkende regenbui. Hij gaat zich beklagen bij een oude grijsaard onder een rotsblok. Het blijkt Hocus Pas te zijn, zijn opdrachtgever. Die geeft hem een zwart koffertje mee, want de verkoudheid en arrestatie van heer Bommel was broddelwerk. Het koffertje zal voor meer welvaart gaan zorgen. Cornelis vindt zijn eigen methode echter verkieslijker: eerst iemand neerwerpen en dan opheffen.

Tom Poes vertelt de commissaris over zijn kerkhofontmoeting. Bulle Bas twijfelde al omdat gebleken was dat het geld in de Bommelstein-kluis niet van de bank was. Bas geeft de kasteelheer toch nog een vermaning mee, maar die is nu dubbel boos en eist genoegdoening. Heer Bommel gaat een aanklacht indienen. In tegenstelling tot de bediende Joost is zijn werkgever niet gelukkig geworden van de ondergane vernederingen. Teruglopend met Tom Poes naar het kasteel begrijpt heer Bommel best de ontevredenheid in de samenleving. Tom Poes herkent onderweg wederom de Zwarte Zwadderneel, die heer Bommel inmiddels zijn vriend noemt. Cornelis is nu blijdschapper, die geluk en vreugde wil verspreiden. Hij neemt heer Bommel mee waarbij Tom Poes achterblijft. Heer Ollie krijgt het verwijt dat hij niet weet hoe goed hij het heeft. Maar Cornelis gaat het nu anders doen; hij verspreidt geen ontberingen meer, maar welvaart.

Burgemeester Dickerdack heeft van zijn ambtenaar eerste klasse Dorknoper het signaal gekregen dat er een ondernemersstaking dreigt. Ondernemers worden bij alle loonrondes steeds vergeten. De burgemeester weet niet goed wat te doen. Geld erbij drukken kan wel maar is niet raadzaam. Op dat moment melden Cornelis Zwadder en heer Bommel zich. Ze laten de burgemeester achter met stapels bankbiljetten uit een koffertje. Cornelis Zwadder heeft als blijdschapper zo dit geld gestort in het gemeentefonds. De burgemeester ziet het als een leuke subsidie voor de ontevreden ondernemers. Een metrolijn moet er toch wel in zitten.

De andere ochtend leest de markies de Canteclaer dat bij de buren op slot Bommelstein vrij geld te krijgen zal zijn. Voor iedereen die meent het te kunnen gebruiken. De markies laat een knecht ook geld ophalen maar kijkt zelf slechts toe. Heer Bommel legt de markies uit dat hij er zelf ook mee zit, het is de heer Zwadder die uitdeelt. De laatstgenoemde wil echter onbekend blijven en gaat als blijdschapper geluk en vreugde verspreiden. Zijn buurman noemt hem nu een "rode extremist". Geld uitdelen is volgens de markies een weerzinwekkende geste.

In de stad botst Tom Poes per ongeluk tegen een jachtige heer Dorknoper op, die uitlegt dat de bank heeft gewaarschuwd dat er te veel geld in omloop is gebracht. Tom Poes weet dat de schuld bij de Zwarte Zwadderneel ligt. Die heeft op slot Bommelstein tevreden een nabespreking met zijn gastheer. De gelduitdeling was zo succesvol, dat hij er bijna hovaardig van werd. Heer Bommel is bang dat dit soort geluk niet lang duurt. En dat klopt: Tom Poes springt door een venster naar binnen. Heer Bommel legt uit dat zijn geld op de bank staat, maar dat heer Zwadder al zijn geld in het zwarte koffertje heeft. Hiermee kan volgens de markies iedereen een Bommel worden, hetgeen hij niet prettig vindt. Daarop werpt Tom Poes het koffertje in de brandende open haard. Hij verklaart dat de schade meevalt; als het in orde is, komt de weldoener wel met een nieuw koffertje, en in het andere geval zal Rommeldam het nu wel merken.

De markies overhandigt in de stad de bankbiljetten die zijn knecht heeft opgehaald aan Dorknoper. Hij mag het geld ambtshalve houden. Papiersoort, watermerk, nummering en druk lijken in orde. Maar toch neemt hij nog een proef op de som. Hij koopt een nieuwe dophoed in een hoedenzaak. Zijn geld blijkt vals. Ook kruidenier Grootgrut is tot de ontdekking gekomen dat al zijn geld gewoon verdwenen is. Heer Zwadder wil hem wel schadeloos stellen maar het geld in zijn binnenzak is eveneens onvindbaar. Na de geldontwaarding is de middenstand nu ook nog eens getroffen door geldverdwijning. Cornelis holt in paniek naar Bommelstein om zijn zwarte koffertje te gebruiken, maar krijgt te horen dat de jonge vriend het koffertje een beetje verbrand heeft. Heer Bommel biedt aan een nieuw koffertje te kopen, maar het is helaas onvervangbaar voor de eigenaar.

De opdrachtgever van heer Zwadder concludeert dat de overvloed te snel is verdwenen. Er had veel meer schijnwelvaart moeten worden geschapen, maar het is nu te laat. Cornelis krijgt nog één kans om blijdschapper te worden. Als hij die verknalt, moet hij voor eeuwig in de regen blijven lopen. Morgenochtend terugkomen! Heer Bommel komt met zijn zorgen bij zijn buurvrouw. Hij vraagt zich af of het verdwenen geld iets te maken heeft met het koffertje dat zijn jonge vriend op het haardvuur gooide. Buurvrouw Doddeltje heeft slechts een pensioentje, maar zegt dat Ollie alles weet. Teruglopend vraagt de kasteelheer zich af of heer Zwadder toch iets met de kippenveren heeft te maken, die hij in het geheim op het kerkhof heeft begraven. Hij spreekt de opduikende Cornelis streng toe. Met verdwenen geld verspreidt men ellende en geen vreugde. Cornelis legt nu zijn leerstellingen uit:

"Kijk, pas in het ongeluk merkt men hoe gelukkig men daarvoor was. De kunst is dus iedereen ongelukkig te maken. Dat geeft een helder inzicht in het geluk."

Heer Bommel bestrijdt deze leer met een eigen diepe gedachte. Hij begint het ook koud te krijgen. Hij voelt zich vervelend en verlangt naar de warme haard en hij gaat naar huis. Want als hij het koud heeft verlangt hij naar zijn warme haard. Ook bij Cornelis slaat deze gedachtegang aan. Als men iemand iets afneemt maar later weer teruggeeft, dan maakt men iemand blij. Heer Bommel biedt hem voor de tweede keer een warme grog en de logeerkamer aan.

Magister Hocus Pas gelooft echter niet in afnemen en teruggeven. Eerst geven en dan terugnemen is beter, zo weet men wat het ware geluk was. Hij heeft in een doosje pillen gedaan, die hij aan Cornelis Zwadder toevertrouwt. Bij inname wordt men zoals men had willen zijn. Cornelis Zwadder denkt in de langslopende Tom Poes een proefpersoon gevonden te hebben. Die raadt hem echter aan zelf een pil te nemen, om van de eeuwigdurende regen af te komen. De pil werkt. De regen stopt en de gebogen figuur staat nu ineens rechtop en opgefleurd. De leverancier van de pillen blijkt Hocus Pas te zijn en Tom Poes wil daarom het doosje hebben. Dat doosje wordt echter opgepikt door zijn Heer Bommel, die achter een boom de dialoog had aangehoord. Bang dat Tom Poes hem het genoegen niet gunt, neemt Bommel net als zijn logé een pil in.

In een afwijkende dialoog met de markies die bezigf is de haag te knippen, zegt Heer Bommel tot zijn buurman dat hij beter couponnetjes kan knippen. Hij betaalt de markies met gelijke munt terug en slaat de twee opgeroepen knechten van zijn buurman tegen de vlakte. De langslopende Tom Poes weet nu in welke verkeerde handen de pillen zijn gevallen. Hij waarschuwt zijn vriend voor de pillen van Hocus Pas, maar de kasteelheer is niet onder de indruk. Hij is niet gediend van Tom Poes' brutale praatjes. Hij vindt ook dat hij nu lang genoeg naar Tom Poes heeft geluisterd en meent dat hij zijn eigen boontjes van nu af aan doppen. Thuis op Bommelstein treft de kasteelheer Joost aan met zijn krant, sigaren en port. Joost protesteert nog dat het huis te groot is en de betaling niet ruim. Hierop verruimt zijn werkgever het salaris tot 1000 florijnen per dag, maar dan moeten er ook prestaties worden geleverd. Na enige aarzeling gaat Joost keihard aan de slag. Tom Poes vraagt zich af of hij ook een pil heeft gehad. Even later laat Tom Poes heer Bommel lafhartig struikelen, pikt de pillendoos af en werpt die in het riool. Heer Bommel is woedend en roept Tom Poes na dat hij hem nooit meer wil zien.

Heer Bommel acht zichzelf nu wel in staat om een nieuwe wending aan zijn levensloop te geven. Met hoopvolle gedachten klopt hij aan bij zijn buurvrouw. Hij ziet echter dat zijn logé Cornelis Zwadder daar al op meeslepende wijze op zijn stoel thee zit te drinken. Heer Bommel waarschuwt zijn buurvrouw vertoornd voor het zwarte verleden van Cornelis. Hij gaat hem te lijf, maar Doddeltje houdt hem tegen. Hierop stort hij krachteloos ter aarde, geveld door een vallende koperen tuitkan. Na het gevecht blijken de wonderpillen uitgewerkt en zijn de twee rivalen aan neerslachtigheid ten prooi gevallen. Heer Bommel geeft berouwvol de pillen de schuld van zijn agressie. Het was bedrog; het geeft geen geluk zo te zijn zoals men zou willen wezen. Ondanks de buil op zijn hoofd doet het van binnen nog meer pijn dan van buiten. Broederlijk lopen de twee ex-rivalen naar het kasteel. De regen is teruggekeerd boven Cornelis en laatstgenoemde is zijn paraplu even kwijt. Beiden zijn ze erg geschrokken van het feit dat ze van binnen opgeblazen zijn, als ze zijn zoals ze zouden willen zijn.

Op Bommelstein is Joost volledig uitgeput van het kloppen, wassen, boenen en schrobben. Hij besluit het geld op de schoorsteenmantel achter te laten en ontslag te nemen. Hij pakt zijn koffertje en loopt weg. Tegen zijn werkgever verklaart hij dat hij niet te koop is. Ook heer Bommel is tot inkeer gekomen en weet dat een heer niet te koop is, ook als hij een bediende is. Joost blijft en geeft de Zwarte Zwadderneel de schuld, die heer Bommel ook uit het oog verloren is.

Cornelis heeft zijn paraplu hervonden, maar de oude Pas is verdwenen. Zelf kan hij niet verdwijnen want er is iets dat hem vasthoudt. Tegen Tom Poes zegt hij dat er bepaalde krachten zijn. Want heer Bommel heeft hem nodig om geluk te brengen en zelf heeft hij geluk nodig om de regen kwijt te raken. Cornelis stelt aan heer Bommel voor opnieuw te beginnen onder het motto "Na lijden komt verblijden". De kasteelheer stuurt hem echter weg. Tegenover Tom Poes maakt heer Bommel zijn excuses over hun laatste ruzie; hij was onder invloed van zijn pillen. Hij besluit niet meer met Cornelis om te gaan. Tom Poes is van mening dat zijn vriend niet zo makkelijk van Cornelis Zwadder zal afkomen. Want waar zijn de kippenveren verstopt? Heer Bommel wil echter nog geen einde maken aan zijn missie. Tom Poes besluit hierop zelf alleen naar het kerkhof te gaan om kippenveren te gaan zoeken. De bewaker van de rustplaats trapt de gravende poes echter met harde hand naar buiten.

Heer Bommel stapt in de Oude Schicht en pikt Cornelis Zwadder op om hun taak te volbrengen. Een gammele houten brug stort echter in en het duo belandt in het Dompelmeer.[3] Daar worden ze uit opgevist door de visser Oele Boeter en diens zoon Peter. Hun vissersbootje lijdt vlak voor de kust schipbreuk en vergaat, maar de opvarenden komen heelhuids aan de wal. Heer Bommel geeft zijn laatste natte geld weg aan de vissers, die daar juichend niet op gerekend hadden. Heer Bommel is nu zijn auto kwijt, zijn geld en zijn goede jas is naar de maan. Cornelis staat te juichen. Ze zijn gered en ze hebben een bootlading vis. Samen gaan ze vis verkopen aan de hoofdverkeersweg Y11. Na lijden volgt immers verblijden. Commissaris Bulle Bas komt ze echter opschrijven wegens het ontbreken van een ventvergunning. Cornelis Zwadder knijpt er stilletje tussen uit, maar heer Bommel moet alle toorn van de commissaris doorstaan. Hij krijgt ook nog bevel een lekke band van de politieauto te repareren, waarbij hij de wagen op zijn kant parkeert. Hij verlaat ook zelf nu snel de plaats delict.

Cornelis Zwadder gaat boven op de Donderpiek[4] zitten om de neervallende regen te aanschouwen. Heer Bommel verricht lopend naar huis nog een goede daad: voor een pakje sprits duwt hij de driewieler van kruidenier Grootgrut aan. Het gebied rond de Donderpiek dreigt inmiddels te overstromen. Heer Bommel en Cornelis Zwadder hebben elkaar weer gevonden. Heer Bommel wil van de blijdschapper af, maar het lukt niet. Tom Poes heeft wel geluk op het ondergelopen kerkhof. Hij vindt de kippenveren en de andere attributen van de zwarte kunst. Een stukje verderop wil heer Bommel zijn metgezel wegjagen met een zware tak en dat lukt. Tom Poes had immers intussen in zijn huisje de kippenveren in zijn kacheltje verbrand. Magister Hocus Pas blijkt bereid de eenzame Zwarte Zwadderneel elders nog een kans te geven.

In de vroege ochtend passeert Heer Bommel het huisje van Tom Poes en samen lopen ze naar het kasteel. Heer Bommel heeft wederom de Zwarte Zwadderneel verjaagd.[5] Op slot Bommelstein is Joost blij hem terug te zien. Er zijn wat overstromingen geweest in de omgeving, waarop zijn werkgever het verlies van de Oude Schicht meldt. Later krijgt een garage opdracht om de auto te bergen. Heer Bommel is blij dat hij zijn taak goed volbracht heeft. Tom Poes herinnert eraan dat men het volgens Zwadderneel slecht gehad moet hebben om het goede te kunnen waarderen. Maar dat had voornoemde net van Heer Bommel geleerd. Heer Bommel ontdekt dat een heer soms meer weet dan hijzelf weet. Inmiddels is ook het ook opgehouden met regenen, tot vreugde van de boeren in de buurt.

Voetnoot

  1. http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010462832:mpeg21:a0059 78 strips in de Amigoe di Curacao
  2. Op stripstrook 6872 zijn Super en Hieper te ontdekken.
  3. Circa 3km ten westen van slot Bommelstein.
  4. Circa 1 km ten noorden van het Dompelmeer.
  5. Zie voor het eerste verhaal: De Zwarte Zwadderneel.

Hoorspel

Voorganger:
De mob-beweging
Bommelsaga
28 maart 1970 - 7 juli 1970
Opvolger:
De slijtmijt
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.