Chinezenmoord

De Chinezenmoord of Bataviase Furie (9 tot 11 oktober 1740) was een slachting onder de Chinese bevolking van Batavia in Nederlands-Indië (nu Jakarta in Indonesië), waarbij tussen 5.000 en 10.000 Chinezen door de Europese inwoners, hoofdzakelijk Hollandse kolonisten, van de stad werden vermoord.

Vuurzee aan de grachten van Batavia
Portaal VOC

Oorzaak van deze pogrom was de angst die er tot in de hoogste gelederen van de VOC heerste dat de sinds 1722 voortdurende opstand onder de werkloos geworden Chinese arbeiders op de suikerplantages in de 'ommelanden' van Batavia zou overslaan naar de grote groepen meer welgestelde en beter georganiseerde Chinese handelaren en ambachtslieden binnen de muren van de stad.

Voorgeschiedenis

Al lang voor de komst van de Portugezen en de Nederlanders in Indië, mogelijk al sinds de 13e eeuw, waren er handelaren uit de zuidoostelijke Chinese provincie Fujian, de zogenaamde Hokkien of Hakka, in de havens op noordkust van Java aanwezig. Onder gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen werden grote aantallen Chinese bouwarbeiders en timmerlieden aangetrokken om op de ruïnes van Jacatra het VOC-centrum Batavia op te bouwen. Deze arbeiders werden al spoedig vergezeld door Chinese winkeliers, tussenhandelaars, groentetelers en koelies, die voor een groot deel voor de commerciële structuur van de stad zorgden. In de tweede helft van de 17e eeuw investeerden een aantal meer welgestelde Chinese handelaren in suikerplantages in de ommelanden van Batavia, die grote aantallen Chinese koelies te werk stelden. Deze plantagearbeiders waren, in tegenstelling tot de belastingbetalende Chinezen binnen de muren van Batavia, volkomen rechteloos. Zij werden zowel door de Chinese eigenaars van de plantages, als door de VOC, die in een zo laag mogelijke suikerprijs geïnteresseerd was, uitgebuit. De Chinezen binnen de muren van de stad waren al sinds de dagen van Coen georganiseerd in een 'Raad der Chinezen', geleid door een kapitein, een majoor en meerdere luitenants: Deze Chinese inwoners van de stad hadden burgerrechten, iets dat door menige, zich superieur achtende, Europese inwoner van Batavia met scheve ogen werd aangezien. Rond 1740 bestond, ondanks de belemmeringen die men de immigratie uit China in de weg had gelegd, grofweg de helft van de bevolking van Batavia uit Chinezen: Ongeveer 5000 gegoede handelaars, ambachtslieden en winkeliers binnen de muren van de stad en ongeveer 10.000 grotendeels illegale koelies in de ommelanden.

Suikercrisis

Door de groei van de productie van suikerriet in onder andere Brazilië in het begin van de 18e eeuw raakte de Europese markt verzadigd en daalde de verkoopprijs van suiker. De VOC trof daarop een aantal maatregelen om de suikerprijs hoog te houden: De aanplant van suikerriet werd beperkt en er werd minder suiker voor de Europese markt op de beurs van Batavia aangekocht. Dit leidde tot werkloosheid onder de Chinese plantagearbeiders rond Batavia. Onder gouverneur-generaal Dirck van Cloon werd ter bescherming van de suikerindustrie door de Hoge Regering in Batavia toch massief suiker ingekocht en binnen Azië verhandeld: een groot deel van de aldus verhandelde suiker kwam via tussenpersonen alsnog op de Nederlandse markt terecht en dit leidde tot groot ongenoegen bij de Heren XVII. Verscherpte maatregelen tegen deze sluikhandel leidden uiteindelijk tot de totale ineenstorting van de suikerhandel in de stad. De rechteloze Chinese koelies in de streek rond Batavia werden werkloos en zwierven in muitende en plunderende groepen in de ommelanden rond. Ze bereidden een aanslag voor en wilden Batavia overmeesteren.

Slachting onder de Chinese bevolking

Chinezenmoord
Gouverneur-Generaal Adriaan Valckenier

Om het probleem van de in opstand gekomen Chinese koelies op te lossen besloot de VOC uiteindelijk in juli 1740 om alle werkloze plantagearbeiders te transporteren naar de stad Galle in de Nederlandse kolonie Ceylon. Onder de koelies deed al snel het gerucht de ronde dat zij onderweg op volle zee overboord zouden worden gezet. Hierop veranderde de opstand van de Chinese arbeiders in een moordpartij rond Batavia, waarbij de streek werd geplunderd en daarop platgebrand. Nadat zij begin oktober door VOC-troepen ten zuiden van de stad uit hun stellingen waren verjaagd, deden in de nacht van 8 oktober de Chinese plunderaars een directe aanval op de muren van de stad Batavia zelf. Deze stormloop kon maar met de grootste moeite door de Europese inwoners worden afgeslagen. De stad verkeerde in staat van beleg. Nu ging al gauw het gerucht dat de goed georganiseerde Chinezen binnen de stad met de opstandelingen samenspanden. Gouverneur-Generaal Adriaan Valckenier kwam hierop met het voorstel om de 'stad van de Chineezen te ruimen'. De Raad van Indië besloot tot een meer afwachtende houding, daar de Chinezen binnen de muren zich rustig hielden. In opdracht van de VOC werd op de ochtend van 9 oktober huiszoekingen uitgevoerd in alle Chinese huishoudens binnen de stadsmuren, die door op buit beluste matrozen, militairen, werknemers en slaven al snel uitliepen op regelrechte moordpartijen. In de loop van drie dagen werden alle Chinezen binnen en buiten de stad vermoord, ook diegenen die eerst uit voorzorg gevangen waren genomen en zelfs de bedlegerige Chinezen in de ziekenhuizen. Als laatste werd het huis van de 'kapitein der Chinezen', waarin deze zich met 400 aanhangers had verschanst, in brand gestoken. De Chinezen die het klaarspeelden te ontkomen vluchtten samen met de koelies de bergen in naar Midden en Oost-Java.

Gevolg van de Chinezenmoord

Rondzwervende groepen Chinese opstandelingen waren nog jarenlang op Midden- en Oost Java actief. Sommigen sloten zich op het eind van de jaren veertig aan bij de troonpretendenten die zich mengden in de derde van de Javaanse successie-oorlogen. Anderen vestigden zich in eigen Chinese enclaves op Java (Lasem en omgeving) en hielden hun Chinese levenswijze en cultuur nog vele generaties in ere. De VOC dwong de overgebleven Chinezen in Batavia zich direct buiten de stad in een zogenaamd Chinees kamp (Glodok) te vestigen, dat tot op de dag van vandaag de Chinese buurt van Jakarta is gebleven. De suikerindustrie trok al snel weer aan en ook de Chinese handel kwam in de loop van de volgende jaren weer op gang.

Gevangenneming van drie raden van de VOC

De Raad van Indië en gouverneur-generaal Valckenier waren het onderling oneens wie de schuldige van de moordpartij was geweest. Valckenier kreeg de meerderheid van de Raad aan zijn zijde, maar het lid Gustaaf Willem van Imhoff sr., die het beleid van de G-G sterk had afgekeurd en die Valckenier verantwoordelijk achtte voor het gebeurde, werd, samen met de andere dissidente leden van de Raad, gedwongen naar Nederland af te reizen. Van Imhoff greep daar de gelegenheid aan om zijn versie van het gebeurde aan de Heren XVII te vertellen. Nadat Van Imhoff in Nederland het gelijk aan zijn zijde had gekregen, werd hij door de Heren XVII tot gouverneur-generaal benoemd en naar Nederlands-Indië gestuurd om orde op zaken te stellen. Valckenier, die te laat begreep dat Van Imhoff hem in patria de schuld in de schoenen schoof, droeg zijn functie als gouverneur-generaal aan Johannes Thedens over en reisde ook naar Nederland af om nog te redden wat er te redden viel. Onderweg naar Indië kwam de nieuwe G-G Van Imhoff in Kaapstad Valckenier tegen en stuurde hem meteen gevankelijk naar Batavia terug. Valckenier zat tot zijn dood in 1751 op Kasteel Batavia gevangen. Na het overlijden van Valckenier verklaarden de Heren XVII het tegen hem aangespannen rechtsgeding als "door den dood geaboleerd (=vernietigd)". De zaak ging daarna voor altijd de doofpot in.

In Nederland schreef de Friese politicus en dichter Willem van Haren (1710-1768) als reactie op deze pogrom een 'lierzang', waarin de handelingen van de Nederlanders in Batavia sterk werden gehekeld ("Op den moord gepleegd aan de Chineezen te Batavia").

Bronnen

Zie de categorie 1740 Batavia massacre van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.