Bio-economie

Bio-economie (Engels: biobased economy, bioeconomy of biotechonomy) heeft betrekking op alle economische aspecten van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, in het bijzonder biomassa. Soms wordt de term gekoppeld aan biotechnologie.

Geschiedenis

De term biobased economy is geïntroduceerd door Juan Enriquez en Rodrigo Martine. Sinds 2005 is er in Nederland aandacht voor de bio-economie. In België is de Bio Base Europe Pilot Plant opgericht.

Praktijk

Bij het denken over bio-economie richt men zich op de verschillende manieren om biomassa aan te wenden voor

  • Energieproductie
  • Vezels voor bouwmaterialen en kleding (vlas, vezelhennep en brandnetel)
  • productie van bioplastics
  • biologische gewasbescherming zoals het kiemremmingsmiddel Talent gewonnen uit karwijzaad
  • specifiek onderzoek, zoals het mogelijk gebruik van de kleurstof purpurine gewonnen uit meekrap als organische kathode in een lithiumaccu ter vervangen van het metaal kobalt.[1]

Bij energieproductie gaat het nu vooral om gewassen als mais en suikerbieten of om reststromen organisch afval uit landbouw of natuurterreinen, maar in de toekomst mogelijk ook om algen. Er worden verschillende processen gebruikt om de biomassa te oogsten en om te zetten. Dit kan gebeuren met technieken zoals:

Centre for Biobased Economy

In Nederland is het Centre for Biobased Economy opgericht. Aan het centrum zijn universiteiten en bedrijven verbonden, onder andere de Wageningen Universiteit, Hogeschool Inholland en Hogeschool Van Hall Larenstein.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.