сука

Russisch
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

сука [súka] v bezield

  1. teef, vrouwtjeshond
  2. slet
  3. (scheldwoord) verachtelijk persoon, lul, trut

Tussenwerpsel

сука!

  1. klote
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.